Zeeuws knipwerk (2): Knip- en prikwerk van Betje Wolff, Nieuwsbrief 1992-2

In de “Historie van den Heer Willem Leevend” (1784-1785) (afb. 1) komen enige passages voor over knipwerk van kinderen en er is een opmerking te vinden over een “keurig getrokken silhouette” van een vriendin. Ook “Sara Burgerhart” (1782) kent een passage over een getekend silhouet. Op zich is het niet opmerkelijk dat Wolff en Deken hierover schrijven, want het vervaardigen van silhouetten (tekenen, schilderen, knippen) was aan het eind van de 18de eeuw zeer in zwang. Het was een mode die nog werd versterkt door Lavaters boek over de physiognomie, waarvan de Nederlandse vertaling verscheen in 1780.

Dat Betje Wolff (1738-1804) (afb. 2) niet alleen hierover heeft geschreven, maar ook zelf papierknip- en prikwerk heeft gemaakt, was ons tot nu toe onbekend. Bet je maakte op 12-jarige leeftijd in haar geboorteplaats Vlissingen een knipwerkje voor het zoontje van de eerste burgemeester van de stad, de zes jaar oude Engelbert Johannis van der Mandere (afb. 3). Het stuk werd afgebeeld in de biografie van Wolff en Deken van P.J. Buijnsters uit 1984.

Door deze vondst nieuwsgierig geworden zochten we verder en vonden in de bibliografie van Wolff en Deken van Buijnsters uit 1979 onder nummer 656 de vermelding van twee prikwerkjes, door Betje eveneens op jeugdige leeftijd gemaakt. Deze stukken moeten te zien zijn geweest op de Wolff/Deken tentoonstelling van 1954 in Den Haag. Ze komen in de catalogus van de expositie voor onder nummer 23 en zouden zich moeten bevinden in het Gemeentearchief te Vlissingen. Dr. Buijnsters heeft ze echter tijdens onderzoek in 1977 en 1978 daar niet aangetroffen, en ook ons verzoek om informatie over de mogelijke verblijf plaats leverde geen resultaat op. Liefhebbers van silhouetten willen we nog verwijzen naar een derde boek van Buijnsters, namelijk zijn publicatie over de briefwisseling van Wolff en Deken uit 1987. Hierin zijn een aantal mooie silhouetten afgebeeld. Voor in knipkunst geïnteresseerde lezers is daarvan het meest aardige het geknipte portret van de Harlingse boekhandelaar Folkert Jansz. van der Plaats, bij wie Betje Wolff en Aagje Deken op een reis door Friesland in juni 1798 hebben over nacht.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief 1992-2 van Stichting W. Tj. Lever.