Volkskunst uit Groninger particulier bezit, Papyria 9

Tot onze aanwinsten op de veiling van de Westerborkcollectie in 1988 behoorde de catalogus van de tentoonstelling “Volkskunst uit Groninger particulier bezit” die in 1968 in de provincie Groningen is gehouden. Die expositie is te zien geweest in Museum het Hogeland (Warffum, 6 t/m 22 april), De Noordelijke Kunsthof (Appingedam, 3 t/m 30 mei) en het Geert Teis Centrum (Stadskanaal, 1 t/m 17 juni). Opmerkelijk is dat in de verzameling krantenknipsels die Wiecher Lever heeft aangelegd (los of in plakboeken opgenomen) niets over de tentoonstelling bewaard is, terwijl hij toch zeker in deze presentatie geïnteresseerd moet zijn geweest. Die catalogus was natuurlijk niet voor niets in zijn bezit.

De expositie kende een comité van voorbereiding, bestaan uit drs. M. van der Akker (lid van het tentoonstellingscomité en tevens een van de bruikleengevers) en Tiemen Helperi Kimm, directie-secretaris van Niemeyer, conservator van het Niemeyer Tabaks Museum en later ook directeur van het Noordelijk Scheepvaartmuseum). Deze Helperi Kimm nam ook de “Inieiding tot de volkskunst” voor zijn rekening. Hij sloot zijn inleiding af met: “In de musea en zelfs in het Nederlands Openluchtmuseum wordt de volkskunst (met uitzondering van de landelijke bouwkunst) tamelijk stiefmoederlijk behandeld. Volkskunsttentoonstellingen worden zelden gehouden. Onze tentoonstelling geeft in wezen ook geen representatief beeld. Toch valt er veel te genieten en te ontdekken“.

En genoten kon er worden van Textiel, Knipwerk in papier, Miniatuur in hout, Schilderijen, aquarellen en tekeningen, Diversen papier, Houtwerk, Koek- en suikerplanken, Breischeden, Klein houtwerk, Botervormen en stempels, Import houtwerk, Leerwerk, Been en hoorn, Penningen, IJzer, Glas, Steengoed, Loodglazuuraardewerk en Ongeglazuurd.

De afdeling knipwerk in papier loopt van catalogusnummer 31 t/m 53 en is verdeeld in: Friesland (nrs.31 t/m 36), Groningen (nrs.37 t/m 50), Drenthe (nr.51), Zeeland (nr.52) en Overig Nederland (nr.53).

Interessante bijdragen uit Friesland zijn twaalf 18de eeuwse knipseltjes met bijbelse voorstellingen (nr.31), een knipwerk met opschrift S.B.Wellinga en D.E.van Dijk uit 1823 met voorstellingen betrekking hebbend op de smederij en veel decoratief werk (nr. 32). Bij dit gedeelte van de tentoonstelling verder dubbelgebouwen knipsels gemaakt door Hiske van der Tuin-Flint uit het einde van de 19de eeuw (nrs.35 en 36).

Het Groningse deel van de expositie was het meest omvangrijk. Daarbij twee knipsels, gemaakt, omstreeks 1800, voor het echtpaar Frans Britz en Beertje Lucas, gehuwd op 1 december 1805 uit de collectie van Museum Het Hoogeland (nr.39). Dit museum stelde verder beschikbaar een knipsel met het gereedmaken van paarden voor de keuring (van de hand van Roemelé, zie daarvoor het opstel over deze knipper in dit nummer)(nr.40) en een knipwerk, dubbelgevouwen geknipt, deels gekleurd met de bijbelse voorstellingen Koning Salomo’s oordeel, de Verloren Zoon en de Verspieders van Kanaän omstreeks 1830 (nr.45), Ook was er een kerkboek, met daarin vier knip- en prikwerk uit het bezit van Eitje Gerrits Arends (Ezinge 1818-Obergum 1844).

De enige knipsels die afgebeeld in de catalogus voorkomen waren 19de eeuwse werkjes (6 x 11cm en 6,5 x 11cm) met de initialen TMK en MMK voorstellende Adam en Eva onder de boom en de Verdrijving uit het Paradijs (nr.49). Veel van het tentoongestelde Groningse knipwerk kwam uit de collectie van drs. M. van den Akker uit Wetsinge (gem. Winsum), die zoals we al schreven ook lid van het tentoonstellingscomité was.

Drenthe was op de expositie slechts vertegenwoordigd met een bijdrage: een klokkenkleedje uit tekenpapier gemaakt door mevr. Homan-Meulenkamp uit Vries gemaakt in 1962 op 90 jarige leeftijd (nr.51).

Uit Zeeland kwam een knipsel van Jantje de Prentenknipper uit de collectie Van den Akker (nr.52). Uit “Overig Nederland” stelde Museum Het Hoogeland een knipwerk, opgewerkt in reliëf beschikbaar dat in de 18de eeuw gemaakt zou zijn door Van Winter (nr.53).

Behalve particulieren leverde een culturele instelling als Museum Het Hoogeland dus ook een bijdrage aan deze reizende expositie. Het is daarom opmerkelijk dat er geen werk uit Levers collectie in Westerbork was opgenomen. Daarin bevond zich veel Gronings werk. Bewaarde publiciteit of recensies ontbreken in het Lever-archief, terwijl uit het bezit van de catalogus blijkt dat Lever zeker belangstelling voor de tentoonstelling moet hebben gehad. Misschien heeft hij die zelfs wel bezocht en toen de catalogus aangeschaft. Naar de reden moeten we raden, verstoring van de door hem gewenste zondagsrust, zoals bij de expositie in het Centraal Museum in 1946, kon niet de reden zijn om medewerking te weigeren want de tentoonstelling was op elk van de drie locaties op zondag gesloten.

Door Henk van Ark