Lever,  Bruning en Zijl, Papyria 4

Van 4 maart t/m 6 april 1997 was in ons Nederlands Museum van Knipkunst in Schoonhoven de tentoonstelling “Nederland knipt weer!” te bekijken. De titel van deze presentatie was ontleend aan een artikel dat Wiecher Lever in 1951 schreef voor het blad “De Schilder”. Hierin besteedde hij aandacht aan knippers waarmee hij in de jaren daarvoor in contact was gekomen en van wie hij het werk om diverse redenen kon waarderen. In het artikel noemde hij Lily Eisendorn, Gretha Zijl, Antje Pronk, Gertrud Januszewski, Theun Broekstra, Toos Commerell en Marie-Thérèse Bruning [1]. De laatst genoemde stond op de tentoonstelling in Schoonhoven centraal, zij stelde voor de expositie ruim vijftig knipsels als bruikleen beschikbaar. Het contact met Bruning kwam tot stand dankzij Riet Driessen, die net als Marie-Thérèse betrokken was bij, knipkring “Kniprijk Nijmegen”, die ruim een jaar later ook in het museum exposeerde [2].

Het andere materiaal op de tentoonstelling “Nederland knipt weer!” kwam uit eigen museumbezit. Grotendeels was dit verworven op de veiling van Levers Westerbork museum in 1988. Het betrof knipsels en kranten -en tijdschriftartikelen [3]. Bovendien beschikten we in ons archief over enige brieven die duidelijk maakten hoe het contact tussen Lever en Bruning, al eind jaren veertig, tot stand was gekomen.

afb. 1

Eind maart 1947 stuurt mevrouw W. Bruning-Van Rekum uit Nijmegen een briefje aan Wiecher Lever als reactie op een mooi geïllustreerd artikel in het tijdschrift “Vizier” [4] (afb. 1). Zij schrijft: “Met bewondering zag ik uw knipsels in “Vizier “ Eenig mooi zijn ze! Waarom ik u hierover schrijf? om deze reden: die naar ik hoop, niet te vrijpostig is. Toevallig is sinds eenigen tijd mijn dochter, die goed teekent, ook deze eens gaan knippen. Dit schijnt zij tamelijk goed te kunnen. Eén ervan hierbij. Zij kan hier niet het noodige materiaal ervoor krijgen. Nu wil ik haar eens verrassen, en de benoodigde schaarjes bezorgen, waarom ik mij tot U wend. Zou U drie voor me willen kopen of laten verzenden? De “kunstmenschen” helpen mekaar allicht, als het kan, nietwaar? Concu[r]rentie dat is uitgesloten, ‘t is puur liefhebberij. Mochten wij u ergens van dienst kunnen zijn, dan gaarne! Of misschien een souveniertje van Nijmegen voor de kinderen? Hoewel onbekend, vriendelijk groetend[.] Hoogachtend [w.g.] Mevr.Bruning-v.R. “.

afb. 2

Wiecher Lever heeft per ommegaande gereageerd en hij stuurt in zijn antwoord een eigen knipwerkje mee. Mevrouw Bruning-van Rekum antwoordt reeds op 4 april en bij haar brief is ook een schrijven (gedateerd 3 april 1947) van de jonge knipster, die Marie-Thérèse blijkt te heten, bijgesloten (afb. 2). Zij schrijft Lever: “Bij Moeders brief wil ik u ook een velletje bijdoen. Allereerst dank ik u hartelijk voor het buitengewoon fijne knipseltje. Wat ik zou willen vragen is, het valt mij op, dat U uit wit knipt en op zwart plakt, is dit altijd z66 Uw manier van werken. ik had ‘t nog nooit eerder gezien, en zelf knip ik dan ook uit zwart. Het echte goede papier heb ik er niet voor, het schijnt zeer moeilijk te zijn, daar aan te komen, alsook aan de schaartjes. Ik gebruik een nagelschaartje, maar daar kan ik nooit dat héél fijne werk mee maken. Ik lijst Uw knipsel in, dan kan ik er altijd van genieten. Ik geloof dat moeder al schreef dat ik alle zelf ontwerp. De bijgaande plaatjes, zijn bedoeld als Doopplaatjes en tevens als Geboorteaankondiging

Lever zorgt ervoor dat haar knipwerk bij de redactie van het tijdschrift “Hobby” terecht komt. In het septembernummer van de eerste jaargang (nr.9, juni 1947) wordt melding gemaakt van een mooie “Engelenwacht” die door Lever ter inzage is ingezonden. De redactie waagt om inzending van knipwerk, de knipsels die worden afgebeeld zullen worden gehonoreerd met f5,-, wordt het knipsel afgebeeld op de frontpagina dan krijgt de maker zelfs f20,-. Men geeft de maat aan (niet groter dan 16 x 20 cm) en spreekt de voorkeur uit voor wit-zwart, want “dit komt de oude Nederlandse volkskunst in wezen het meest nabij

afb. 3, Greta Zijl

Het resultaat van deze oproep is te vinden in het oktobernummer van “Hobby” (jrg,2, nr.1). Een mooi knipsel van Gretha Zijl siert de frontpagina (afb. 3) en van Bruning wordt het knipsel “Zomersprookje” afgebeeld (afb. 4).

afb. 4, Marie-Thérèse Bruning

De redactie (nu alleen bestaande uit B. de Cock, J. A. Brongers is vanwege drukke werkzaamheden teruggetreden) meent echter te moeten opmerken: ‘Reeds eerder roemden we van Mej. Bruning een “engelenwacht”, welke ons door Lever werd toegezonden. (Een prettige geest heerst er onder deze knippers en knipsters). Haar “Zomersprookje” is prachtig. We blijven het jammer vinden, dat Mej. Bruning in zwart knipt. We zullen gelijk duidelijk trachten te maken, waarom. Alle afbeeldingen, welke tot nu toe verschenen, geven zwart-witte vlakken in cliché-druk, welke het essentieelschone van ‘t knipwerk niet tot zijn recht doet komen. Er zijn nl. drie dimensies, de papierdikte is een niet te verwaarlozen factor; die is het juist, welke aan de knipsels het eigene fragiel-stoffeljke geeft. Zodra een knipsel in extenso -in druk doen ze dat alle- de indruk geeft, dat de voorstelling evengoed met zwarte inkt op wit papier kon zijn gezet -of andersom- is er iets mis. Het gevaar bestaat, dat het werk het stempel gaat dragen van houtsnede- en daar doelden we op bij het werk van Mejuffrouw Bruning- of uitgeknipt tekenwerk. We zien wel degelijk de oorzaken. De heer Lever knipt vaardig uit de Vrije hand met een meesterlijke techniek al wat hem lust. Hij grijpt terug op oude voorbeelden en ook door zijn ontwikkelingsgang is hij feitelijk een voortzetter van oude knipkunst. De dames Zijl en Brunsting (!) zijn meer kinderen van, deze tijd, ze zijn zoekende naar nieuwe vormen voor nieuwe tijden, naar een nieuwe school; we geloven dat, zo ze op de ingeslagen weg voortgaan, ze zeer zeker een eigen vorm zullen vinden. Meer mogen we er thans niet van zeggen immers dan zouden we op de kwestie “volkskunst vroeger en nu” vooruit lopen”.

Van De Cocks opvattingen, die waarschijnlijk ook wel door Lever zullen zijn gedeeld, heeft Bruning zich niet of nauwelijks wat aangetrokken. Ze gebruikte voor haar knipwerk graag zwart (verduisterings)papier en knipte sprookjes geboorteaankondigingen en voorstellingen uit haar R.K.sfeer. Zij was maatschappelijk werkster en actief in de padvinderij, een onderwerp dat ook regelmatig in haar knipwerk voorkomt (afb. 5-15).

afb. 15, Marie-Thérèse Bruning

Gretha Zijl (1907-1977) [5], die dus de Hobby wedstrijd won en door Lever wordt genoemd in zijn artikel in “De Schilder”, wordt al vermeld in de artikelen “Over knipsels en Schaduwbeelden” van Line Huizenga-Onnekes [6]. Zij schrijft daarin: “Het wil mij voorkomen dat het knipwerk van Andersen, mej. Gretha Zijl, onderwijzeres te Appingedam, inspireerde. Ik ken haar van kindsbeen af. Ze was lang ziek en toen ze het bed moest houden verdreef ze de tijd met knippen. Ze had dit al eerder gedaan ten pleziere van de schoolkinderen, toen ze nog onderwijzeres te Borgsweer was. Ze knipte hele schilderijen, sprookjesgeschiedenissen. Haar werk is zeer artistiek; de dansende en spelende kinderen zijn een lust voor de ogen“. Huizenga duidt hier op het knipsel “Feestdans ter gelegenheid van een Oranjeprinses” dat bij haar artikelen is afgebeeld. Werk van Zijl was aanwezig op de tentoonstelling “Schaarkunst” in Franeker in 1950 [7].

Zijl is vooral bekend door het knipwerk dat werd gemaakt bij gedichten van Dam Jaarsma en boekjes met kinderversjes van Sjouk Koopmans [8]. Een mooie uitgave is ook “Hoes en Hof’ een gedichtenbundel van Jan Boer (Groningen 1951), een boekje dat zich in Levers verzameling bevond en ook aanwezig is in ons Leverarchief (afb. 16-19).

Brieven komen daar niet in voor maar wel verschillende krantenartikelen, waaronder stukken uit de Margriet (4 november 1950), Het Nieuwsblad van het Noorden (24 december 1951) en het Nieuwsblad van het Noorden (14 april 1966) (afb. 20-22).

afb. 20

Verder illustraties voor een kalender met de vier seizoenen (door Lever gedateerd 1951) [9] (afb. 23-26).

Een interessant artikel werd geschreven door W. J. Eelssema, die reeds in 1947 enige kritische opmerkingen bij het knipwerk van Lever maakte [10]. Hij schrijft over Gretha Zijl en haar werk in de Noord-Ooster van oktober 1961 [11]: “Zo in de loop der tijden is er veel veranderd. Het ging eveneens met de knipkunst. Andere tijden, andere zeden. De knipkunst geraakte in verval en momenteel moet men de beoefenaars zoeken. Eén ervan is Lever, die lange tijd in Muntendam wonend, nu in Roden een klein museum heeft gekregen en fungeert als één der bijzonderheden van het dorp. Een andere beoefenaarster is Gretha Zijl te Appingedam. Zij maakt en dat is verheugend, zeer goede knipprenten, die de toets der critiek volledig kunnen doorstaan. Wanneer men zou willen beweren, dat Greta Zijl een traditie voortzette, dan zou men zich aan overdrijven schuldig maken. Zij kwam tot het knippen van prenten, toen zij eens als lopende patiënte in een ziekenhuis een aantal kinderen wilde bezighouden. Het was in oorlogstijd en veel voor de kleintjes was er niet. Aanwed(=z)ig waren wel papier, een schaar en…fantasie. (afb. 29,30) (…)

afb. 29 Greta Zijl

De allereerste knipprenten, die als illustraties dienst deden, zag ik in de gedichtenbundel. “Hoes en Hof’ van Jan Boer. Eerlijk bekend voldeed dat werk me niet in alle opzichten. Jan Boer schreef me bij het zenden van het boek: “De illustraties zijn van mej. Gretha Zijl, onderwijzeres te Appingedam, die de oude knipkunst in ere houdt. Mijns inziens ademen deze reprodukties dezelfde geest als mijn gedichtjes”. Ik kon het er niet mee eens zijn, maar dat was schijnbaar een kwestie van opvatting. Juist omdat dit werk mij enigszins teleurstelde, ben ik blij ten huize van mej. Zijl werk te hebben gezien, dat prachtig was. Zij heeft namelijk verschillende sprookjes geïllustreerd en het frappeerde, dat zij dat zo raak en daarbij vaak zo kunstzinnig deed. Naast deze illustraties knipte zij portretten, die eveneens verrastten door de trefzekerheid, waarmee de schaar gehanteerd is. Het valt niet mee om een portret te geven dat alleen bestaat uit een stuk zwart papier. Men moet mensenkennis hebben om uit een gezicht dat te halen wat karakteristiek voor het “slachtoffer” is Gretha Zijl bezit deze gave en men kan alleen maar bewonderen, wat zij in haar silhouetten weet te bereiken. Persoonlijk prijs ik me gelukkig twee van Greta Zijl ’s werkstukken bij dit artikel te kunnen publiceren. Het ene is een dichterlijke, men mag eigenlijk wel zeggen sprookjesachtige verbeelding van een akelei en het tweede is een zelfportret van de knipster”.

afb. 30, Greta Zijl

Het knippen van portretten is een niet zo bekende vaardigheid van de Appingedamse knipster. Een krantenartikel uit 1966 [12] er nog het volgende over: “Ze laat afbeeldingen van zeer ingewikkelde knipfiguren zien. Uit een map komen portretten. “Dit was ook leuk. Portretten knippen. Heb ik in Lunteren gedaan, het herstellingsoord voor onderwijzers Soms heb je mensen, die na het zien van zo’n knipsel reageren met “D’r zit hail wat tied in”. maar ze bedoelen eigenlijk, dat je je tijd aardig verknoeid hebt”.

Door Henk van Ark

Afkortingen
A.L.: Archief Lever
– Geknipt!: Joke en Jan Peter Verhave, Geknipt! Geschiedenis van de papierknipkunst in Nederland, Zutphen 2008.

Noten

  1. Marie-Thérèse Bruning (1920-2001). Geknipt!, Lexicon, p.176.
  2. Tentoonstelling “Kniprijk Nijmegen“, Nederlands Museum van Knipkunst,Schoonhoven, 1 september t/m 1 november 1998.
  3. Catalogus “A collection of paper-cut-outs from the “Museum van Knipkunst,Westerbork (…), Christie Amsterdam, 1988, lot 195.
  4. A.L., dossier Bruning, brief 28 maart 1947.
  5. Geknipt!, Lexicon, p.202.
  6. E. J. Huizenga-Onnekes, “Over knipsels en schaduwbeelden”, Groninger Dagblad, 15 en 22 maart 1947; Hobby, jrg.1, nr.9 (juni 1947), p.166-170.
  7. Henk van Ark “Papierknipkunst in Franeker in 1950 (2)”, Nieuws brief Stichting Tj. Lever en het Nederlands Museum van Knipkunst, jrg.12, nr.2 (juni 1999), [p.8-10].
  8. B. van Weperen-de Vries, “Greta ZijI 1907-1977”, Knip-pers, jrg.2, nr.3 (maart 1985), p.6-7.
    A.L., dossier Zijl.
  9. Henk van Ark, Wiecher Tjeert Lever (1917-1981), een kunstenaarsleven in knipsels, Rasquert 2008-2010, p. 41. Het betreft een artikel in de Winschoter Courant van 25 juni 1947. Wiert Jacob Eelssema (1902-1970) is journalist, criticus, recensist, toneelschrijver en schrijver van boeken (bekendste werk : Late Oogst, 1944). Hij publiceert in meerdere kranten waaronder de Winschoter Courant, de Noord-Ooster en de Eemsbode.
  10. W.J.Eelssema, “Men knipte vroeger, men knipt nu/GRETAHA ZIJL als knipkunstenares”, De Noord-Ooster, 28 november 1961.
  11. “Gretha Zijl speelt met ‘n SCHAAR heel wat klaar”, Nieuwsblad van het Noorden (rubriek “Voor de Vrouw”), 14 april 1966.