Hendrik van der Wal, Knip-Pers 1992-1

Met de schep gemakkelijker dan met de schaar

Zijn vrienden in het grondwerk konden het zich nauwelijks voorstellen. Zij vonden dat Hendrik van der Wal zijn schep beter in het vet kon zetten om de kost te gaan verdienen met de schaar. Maar niets, helemaal niets, kon papierknipper Van der Wal daar ooit toe bewegen. Zelfs voor twee vaste aanstellingen die hem als knipper werden aangeboden, bedankte hij.

“Papierknippen is heel inspannend werk, want het is een scheppingsproces. Het hoofd heeft er veel van te lijden. Je maakt iets wat je ziet, maar wat er niet is: het moet nog door de schaar.”

Tijdens ons bezoek grabbelt de nu bijna 80-jarige knipper al pratend een schaar uit de naaimand. Hij was tenslotte in gemeenschap van goederen getrouwd! Nu nog een stukje papier: een adresbandje van de krant, een gebruikte envelop of een kaart Het knippen kan beginnen. “Wat moet het worden?” Hij vouwt het papier dubbel, zet de schaar erin en … vertelt.

“Er was eens een kapper die nogal pruimde. Wat er van de tabak over bleef, kwam in de hoek van de kapperszaak terecht. Dat ging al een tijdje zo en er lag dus al mooi wat. Een klant, die onder het scheermes zat, vroeg ‘Gaat dat niet wat te ver, Jacob?’ ‘Och, wat kan mij dat schelen’, zei Jacob, ‘Ik ga er met mei toch uit.’ De klant was klaar, kwam overeind, liep naar de andere hoek van de zaak en deed daar wat honden altijd in ‘t zin komt als ze een boompje zien staan. ‘Wat zullen we nu hebben’, zei Jacob. Klant: ‘Ik ga er zo meteen toch uit`.

afb. 1, Hendrik van der Wal

Kunstknipper Van der Wal heeft het knippen nooit hoeven te leren; hij kón het gewoon. Nog maar zes jaar jong, begon hij al te knippen. “Een van mijn broers was een nogal teer mannetje en vroeg daarom wat meer aandacht dan de anderen”, vertelt Van der Wal. “Op een dag kreeg hij een paardenkopje van een koopman, gemaakt van een stukje tuigleer. Dat was het eerste dier, dat ik naknipte.” Het ging zo goed dat hij zich al gauw aan andere werkstukken waagde, later ook naar eigen ontwerp. Het bleek dat er meer in zijn gevoelige vingers zat dan ‘zo maar wat’. Hij kreeg er zoveel aardigheid in dat hij binnen een jaar alle dieren knipte, liefst in een hart. Je moet hart voor de dieren hebben. Die spraken hem het meest aan en dat doen ze nog: Hendrik van der Wal is een echte ‘veldman!. “Als ik in de natuur ben, heb ik daar meer oog voor dan de meesten. Ik let goed op hoe dieren er uit zien en hoe ze zich gedragen. Een koopman uit Wartena had soms alle soorten en rassen koeien op het land lopen. Zwartbonte, Lakenvelders, Blaarkoppen en Witruggen. Daar had ik veel belangstelling voor. Soms ging ik ‘s morgens eerder van huis, of kwam ik ‘s avonds wat later thuis om het spul eens goed op te nemen. Dan zette ik de brommer aan de kant en stapte langs de slootkant om de beesten goed te bekijken”.

De dominee, de burgemeester en de school hebben er destijds op aangedrongen dat Hendrik naar een school zou gaan, waar hij zijn artistieke talenten kon ontwikkelen. Maar Hendrik is niet in de kunst terecht gekomen. In die tijd was kunst weliswaar geen doodzonde; helemaal ‘normaal’ was het toch niet en de gewone man waagde zich er niet aan. Trouwens, Hendriks ouders beschikten niet over de middelen om Hendrik naar de kunstacademie in Utrecht te sturen. En Hendrik had ook helemaal geen tijd om te studeren, hij moest thuis op de boerderij helpen alle elf monden van de familie Van der Wal te voeden. Geld voor een knecht was er namelijk ook niet. Maar ‘Hindrik Printsjesknipper’, zoals hij tot in de verre omtrek van Nijega (en vroeger van Oudega) bekend was, is er altijd laconiek onder gebleven. “Kijk me maar gerust op de handen, hoor. Daar geef ik niks om”, zegt Hendrik terwijl hij knipt en vertelt. Het blijkt dat hij er zich inderdaad niets van aantrekt wanneer wij toekijken hoe de prachtige vormen van een rank, galopperend Fries paard onder tussen tevoorschijn zijn gekomen. Alleen reumatiek en stramheid in de vingers kunnen soms iets aan de soepele lijnen van Hendriks knipsels af doen. Dan is het knipsel klaar. Een van zijn geliefde paarden heeft hij van stal gehaald, uit het papier gelokt. “Zo, neem maar mee.” En terwijl Hendrik nog een stuk papier dubbelvouwt vraagt hij: “Nou, zal ik nog wat voor je knippen?”

afb. 2, Hendrik van der Wal

Jaren geleden werd Hendrik een baan aangeboden als papierknipkunstenaar bij het Openluchtmuseum in Arnhem. Dat kwam zo. Van der Wal was eens in zijn jonge jaren in een café in Wageningen. Daar lag een schaar op tafel en het duurde niet lang of hij begon er lustig op los te knippen terwijl tientallen medegasten gespannen naar zijn ‘priegelknipselarij’ toekeken. Het ene stukje was nog niet klaar of Hendrik begon al weer aan een ander en de voorraad op de cafétafel werd steeds groter. ‘Even een aandenken aan Oudega achterlaten’, noemde hij het, als hij onderweg was en zomaar wat knipte. De gasten, in een groep om hem heen, waren stomverbaasd dat een boer uit het Noorden zulk kunstig werk af leverde. Met die bewondering was het echter niet af gelopen. Van der Wal nam de knipwerkjes die hij zo voor de vuist weg knipte, nooit mee. Hij wist niet dat één van die knipsels uiteindelijk aan het Openluchtmuseum in Arnhem geschonken zou worden. De rondleiders van het museum waren erg trots op het knipsel, en vroegen steevast aan de bezoekers of ze ook knipkunstenaars kenden van wie dit werkstukje wellicht zou kunnen zijn. “Dat moet van Hendrik van der Wal zijn”, zei een bevriend echtpaar en gaf zijn adres aan het museum. Enige tijd later kreeg de knipper bezoek van Hil Bottema, conservator van het Openluchtmuseum, gevolgd door een brief met het verzoek naar Arnhem te verhuizen en in het 0penluchtmuseum de bezoekers te laten genieten van zijn knipkunst. Met andere woorden: hij kreeg een vaste aanstelling als papierknipkunstenaar aangeboden.

afb. 3, Hendrik van der Wal

 

Van een vaste aanstelling moest Hendrik echter niets weten want hij vond het knippen maar zwaar werk. Op bruiloften en feestjes amuseerde hij de gasten soms als portretknipper en knipkunstenaar. Hij ging dan te werk als een goochelaar: onder het vertellen van een sterk verhaal, maakte hij een kunstwerk. En als hij dan een koppeltje hazen in een keurig lijstje geknipt had, zei hij: “Nou wil ik eerst even bijkomen en een sigaretje roken”. Eigenlijk kon hij het niet langer dan een half uur achter elkaar volhouden. “Ik kon er wel hoofdpijn van krijgen. Dan was het plezier in het knippen helemaal weg, om eerlijk te zijn: dan kon ik er wel van spugen … bah!” Daarom deed Van der Wal het eigenlijk alleen als hij er zelf zin in had.

Ondertussen knipt Hendrik voor ons de laatste lijnen van een duivenpaar. “Zie je wel, daar komt het aan. Nog een paar takjes erbij, zo. Een heel mooi dingetje.”

Toch heeft deze hobby hem tot in Amerika toe beroemd gemaakt. Toen de Amerikaanse stad Holland City haar 100-jarig bestaan vierde, was een tentoonstelling onderdeel van de feestelijkheden. Omdat Holland City oorspronkelijk een Nederlandse nederzetting was, kwam er als onderdeel van de expositie Nederlands knipwerk te hangen. Bij het speuren naar vaderlandse knipprenten werd ook het werk van Van der Wal gevonden, en uiteindelijk uitgekozen voor de expositie.

Maar Hendrik is er de man niet naar om veel ophef over zichzelf te maken. Eens kreeg hij een brief van de burgemeester van Naarden, waarin Hendrik verzocht werd, deel te nemen aan een expositie in het stadhuis. Voor zijn werk was anderhalve meter ruimte gereserveerd. Hendrik bedankte voor de eer: “Veels te veel gedonder”. Op een dag reed er een dure slee rond in zijn toenmalige woonplaats Oudega. Nu reden die er wel meer, maar dit keer was het toch een bijzonder geval. Er zat een zeer aanzienlijk Rotterdams vrouwspersoon in. Vooral de hoed zal Hendrik niet gemakkelijk vergeten: “een soort bovengrondse Maastunnel. Van der Wal was aan de kant van de weg bezig met een karwei, toen de auto vlak bij hem stil hield. De dame liet zich uit de wagen glijden en vroeg Hendrik of hij wist waar hier de knipkunstenaar Van der Wal woonde. “Ik deed net als ‘Grote Pier’ en antwoordde: “Daar woont hij en hier staat hij”. De dame bleek aan het hoofd te staan van de afdeling kunst en reklame van de Bijenkorf in Rotterdam. Zij had wat van zijn knipperij gezien en dacht ‘Van der Wal moest maar bij ons aan ‘t werk!’ Maar Van der Wal vond dus van niet. Voor de tweede keer bedankte hij voor een baan als kunstknipper.

afb. 4, Hendrik van der Wal

Toch vindt Hendrik, dat hij zijn carrière niet is misgelopen. “Ik was veehouder van beroep en dat lag me wel. Het knippen is een gave als je met de schaar iets uit papier weet te halen. Het is echt heel mooi werk en eigenlijk mislukt het nooit. Naar natuurlijk is het ene werkstuk beter dan het andere.

Mijn absolute hoogtepunt was een ‘stukje plantsoen’. Ik zie het nog voor me. De stengeltjes van de rietsigaren hadden de dikte van een naald. Zo mooi heb ik het nooit weer gemaakt. Ik nam me voor, dat stukje van mijn leven niet uit handen te geven. En toch is er iemand in geslaagd het van me los te praten. Zo zie je maar weer: Wat je niet kwijt wil, moet je niet laten zien” en verder moet je het leven niet te zwaar opnemen.”

Humor, een kruimeltje zelfspot, een fleurige lach en een sappig verhaal, dat is Hendrik van der Wal.

Magda Helms

afb. 4, Hendrik van der Wal

Dit verslag van ons bezoek aan Hendrik van der Wal in 1990 is aangevuld met gegevens en fragmenten uit artikelen in ‘Frysk en Fry’ (1984), De Leeuwarder Courant (Fries Mozaiek 1971), de Drachtster Courant (1960) en een artikel van J. Kroes in ‘De Strikel’ (1960).

Met dank aan Duri Mantel, die deze artikelen voor ons uit het Fries vertaalde.