Familiewapens, Knip-Pers 2003-2

Het gebruik van familiewapens ontstond in de Europese Middeleeuwen en was voorbehouden aan adellijke families. Ze dienden als een merk- en herkenningsteken voor de naam van het geslacht op banieren, toegangen van kastelen en deftige huizen en op schilderijen. Wapens liet men verder aanbrengen op grafstenen, rouwborden, gebrandschilderde ramen en op serviezen. Naast families voerden ook de steden en provincies een wapen.

afb. 2, Hessel van Ostheim, 1589. Het oudste Nederlandse knipsel, 9 x 9 cm

Gesneden of geknipt uit papier of perkament dienden ze hetzelfde doel van herkenning, ongeveer zoals we nu een logo gebruiken. Het vroegste voorbeeld van een familiewapen uit papier dateert van 1589 en het is daarmee het oudst bekende knipsel in Nederland. Het werd gemaakt voor of door de Friese jonker Hessel van Ostheim en maakt deel uit van een vriendenboek (album amicorum). Het is een evenwichtig snijwerk met guirlandes en geometrische figuren in schijnsymmetrie. Het wapen en helmteken zijn met een paar zachte kleuren geaccentueerd. Onderin is een hertenjacht afgebeeld, waarbij het hert door een ruiter naar een gespannen net wordt gedreven. In een gedicht verzucht de jager dat het hert (de jonkvrouw) hem is ontgaan ondanks de hulp van zijn drie honden en dat hij nu maar het leger in gaat…

afb. 2, Otto van Voorst: het wapen van Andries van der Goes, die trouwde in 1705 en in 1710 vroedschap werd van Delft. Het wapen draagt een hartschild, heraldisch rechts 3 bokkenkoppen (van der Goes) en links een combinatie van 3 zwemmende spieringen en 3 zwemmende merletten (“meerltjes”, heraldische term voor eendjes zonder poten; van zijn moeder Dulcia Spierings), 8 x 10 cm

Om duidelijk te maken dat men uit voorname families stamde, werden ook de wapens van ouders, groot- en overgrootouders afgebeeld: de kwartierwapens. Dat principe heeft Otto van Voorst rond 1700 voor meerdere families in Zeeland en Holland toegepast. Zeer vakkundig uitgesneden in wit papier, op klein en fijn formaat en omgeven door een weelde van ranken en bloemen. De wapens zijn bekroond, maar het feit dat hij knipsels maakte voor twee niet‑adellijke broers en in het ene de wapens met gravenkronen versierde en in het andere met baronnenkronen, geeft aan dat de rang van die kronen toen geen betekenis meer had. Over Otto, die met recht een kleinkunstenaar te noemen is, zijn tot nu toe geen persoonlijke gegevens gevonden.

Een andere, zeer begaafde Zeeuw kennen we niet eens bij naam. Van hem zijn een tiental heraldische knipsels uit wit papier bekend, die dateren uit de periode 1721 tot 1749. Daaronder is een fraai werkstuk uit 1727 voor Nicolaas Ockert, wiens Zeeuwse vader met een meisje uit het voorname geslacht Van Bredehoff uit Hoorn trouwde. Hij liet zijn wapen met schildhouders (een leeuw en een griffioen) uitbeelden te midden van rijke versiering, een kroon, baldakijnen een bloemenmand en hoorns van overvloed. Het bestaat uit een combinatie van zijn ouderlijke wapens. Aan weerszijden staan rijen van 16 kwartierwapens van zijn voorouders afgebeeld.

In zijn andere knipsels beperkte de knipper zich tot de gekroonde wapens van echtparen,gezet in een weelderige versiering van bladeren, bloemen en granaatappels (teken van vruchtbaarheid). In een van zijn knipsels staat een gedicht geschreven door Jacobus Jansen, opgedragen aan de Middelburgse domineesdochter Elisabeth Plevier, bij haar eerste verjaardag in 1722. Voorlopig beschouwen we deze Jansen ook maar als de knipper.

afb. 3, Jacobus Jansen (?)-inmiddels toegekend aan Winter-, Middelburg omstreeks 1725. Een alliantiewapen voor een tot nu toe onbekend Zeeuws echtpaar. Het vrouwswapen is samengesteld uit vier onderdelen, die haar voorgeslacht verbeelden (19 x 30 cm).

De schakering van kleuren in wapens ging natuurlijk verloren bij het gebruik van wit papier of perkament, maar als men niet zo talentvol was, kon men geknipte of gesneden wapens inkleuren of er stukjes gekleurd papier op plakken.

In 1686 probeerde de Amsterdamse uitgever en boekverkoper Johannes ten Hoorn aan de Hollandse Jufferen het wapensnijden te leren. Als voorbeelden beloofde hij 300 modellen van “alle waapenen en schilden… en allerhande Loofwerk in ’t groot en in ’t klein, verguld, gekoleurd en anders verciert…” uit te geven. Van zijn “Onderricht der Papiere Sny-konst” zijn twee exemplaren bewaard, maar zonder het modellenboek…

Deze techniek is veel toegepast door jonkheer en militair Frederik Hendrik van Voorst omstreeks 1720, die overigens heel wat kunstzinniger was dan de Hollandse Jufferen. Hij sneed perkament en bracht de gewenste kleur alleen aan in de familiewapens, door stukjes gekleurd perkament en bladgoud daarop te plakken.

afb. 4, Frederik Hendrik van Voorst, snijwerk uit perkament, gemaakt voor Christoffel van Voorst uit Overijssel en diens echtgenote Elisabeth van Doorninck, 1732. Alleen de wapens en de teksten zijn gekleurd. Versierd met mythologische afbeeldingen en taferelen van de jacht, 68 x 51 cm

Zoals blijkt uit zijn snijdsels voor notabelen in verschillende plaatsen en zijn grote wapenkaarten voor de magistraten van Nijmegen, Tiel en Goes hadden ook niet‑adellijke personen zich familiewapens aangemeten. In Nijmegen kreeg hij 175 gulden voor werkstukken van 71 x 54 cm, in Tiel slechts 50 gulden voor een stuk van dezelfde afmeting en in Goes luidt het archief van 1727:
den heer Otto [!] van Voorst aen haer Edele Agtb. hebbende vereerd eenige seer kunstige met een pennemes gedaene snijdingen, alle te samen in eene lijst gevoegd, ten einde om op de vertrekkamer van het Stadhuis alhier te worden gehangen ende als een fraeij stuk bewaerd, is goedgevonden en verstaen aen hem, soo tot belooning van sijne moeijen ende vacatiën in het doen van voorn. snijdingen, als ettelijke onkosten gehad ende geleden, te assigneren ende toeteleggen eene somme van een honderd Zeeuwse rijksdaelders”.

Dit imposante stuk (75 x 59 cm) hangt daar nog steeds. Kennelijk heeft er een verschrijving plaats gehad, want de maker signeerde met “Fred. Henr. van Voorst Inventor fecit, Ao 1726” en zijn eigen familiewapen.

In die tijd werd men minder precies in het toepassen van de heraldische regels. F.H. maakte zo familiewapens die in spiegelbeeld waren weergegeven, tot een stadswapen toe! Zijn laatste bekende werk dateert van 1732, is gemaakt in opdracht van een ver familielid en geeft een voorvader van de opdrachtgever en diens echtgenote weer. Het bevat 2 x 16 kwartierwapens, die reiken tot in de 15de eeuw.

Naast deze zeer productieve en begaafde kunstenaars zijn er meer wapenknipsels bekend uit de 18de eeuw; die vertonen geen  overeenkomst met andere stukken en de makers zijn onbekend. Te noemen zijn de twee knipsels voor het Amsterdamse bruidspaar May‑van Schermbeek (1779) en dat van hun zoontje (1781), gemaakt uit opgewerkt papier, door een zeer vaardig kunstenaar.

Van een minder begaafde, maar zeer productieve knipper zijn twee stukken bewaard: één voor het Westfriese bruidspaar jonkheer Jan Lodewijk van Teijlingen en Maria van Foreest (1752) met in het centrum de wapens van de Zeven Provinciën; het andere is voor een (Maria?) van Foreest, via veel bloemen en ranken en een grote hoorn van overvloed gecombineerd met het wapen van Oranje Nassau.

Politieke knipsels geven ook regelmatig de wapens van de stadhouderlijke familie en de Provinciën.

Geleidelijk aan raakte het gebruik en goede sier maken met familiewapens uit de mode, tot eindelijk in navolging van de Franse Revolutie ook in de Republiek de publieke opinie een grondige afkeer kreeg van de adel en de regenten, en wapens op grafzerken in kerken werden weggehakt. Gewone burgers waren intussen begonnen om knipsels te maken voor feestelijke gebeurtenissen en in plaats van familiewapens werden de namen en de beroepsattributen meer of minder kunstzinnig weergegeven.

Joke en Jan Peter Verhave

Zie ook het in kleur afgebeelde snijwerk van F.H. in Knip-Pers 2003-1 (aangekocht door Museum het Valkhof, Nijmegen).