Doorsneden verleden, Knip-Pers 1994-1

Voor veel mensen in Zeeland is het welbekend: in de tijd van hun (bet-) overgrootouders was er een kunstenaar die prenten knipte. Er zijn nog honderden families die een kleurig werkstuk van Jan de Prentenknipper bewaren. Kleine prentjes met een wijze spreuk of een paar figuren uit de bijbel, bewaard in het kerkboek met zilverbeslag. Grotere prenten met het huwelijk als onderwerp: ‘trouwverbond’ of ‘stuk des verbonds’ vol symboliek, de ‘tempel van Jeruzalem’ als een afspiegeling van Gods woning onder de mensen. En ook wonderlijk precies uitgewerkte hofsteden, met daarin alle kanten van het boerenbedrijf. De maker moest een rondreizend koopman zijn geweest, een kramer met prenten in zijn mars. Maar zijn naam had hij nooit in de knipsels verwerkt en niemand wist meer iets van hem, dan dat hij zijn werk gaf voor een bord aardappels, een plekje in het hooi of een paar centen. Wie was toch die bekende onbekende knipper? Dat zou men in Zeeland graag weten; ook volkskundigen en papierknippers zijn nieuwsgierig geworden. Overgeleverde verhalen zijn er haast niet meer. Het is te begrijpen dat er over zo’n eenvoudige man ook weinig bewaard is gebleven aan geschreven bronnen en als er al zoiets zou zijn, dan was het moeilijk te vinden, omdat we aanvankelijk zijn achternaam niet kenden. Die moeilijkheden maken het snuffelen in de geschiedenis tot een boeiende activiteit. Over het onderzoek dat wij hebben gedaan, schreven we in het maartnummer van 1992 al iets; nu willen we graag nóg een paar anekdotes vertellen.

afb. 1, Prentje van ‘Piet de Knipper’ die ten tijde van Jan (rond 1835) ook overal in Zeeland actief was

Al in de vijftiger jaren had Wiecher Lever het Zeeuwse werk van Jan de Prentenknipper ontdekt en uit zijn bewaarde brieven weten we dat hij geloofde dat er meerdere Jannen in Zeeland waren geweest, die knipten. Het zou dus een streek- gebonden activititeit zijn en ieder op zijne wijs. Lever heeft geen verder onderzoek naar die Jannen gedaan. Wat betreft de leefwijze van Jan de Prentenknipper had Wiecher Lever wel wat weg van zijn voorganger: hij reisde rond en verdiende zijn brood met schaar en papjer.

afb. 2, Jan Huyszoon, Stuk des Verbonds, huwelijksprent die Jan in vele variaties heeft gemaakt, 22 x 28 cm.

Tien jaar later groef een medewerkster van het Openluchtmuseum, Hil Bottema, dieper in de geschiedenis: de vier laatste jaren van haar leven is zij druk bezig geweest met die Zeeuwse knipper. Het was er één, volgens haar en niet meerderen. Ze beschikte omstreeks 1965 niet over geschreven bronnen, noch over zijn ware naam. Daarom is ze maar gaan vragen naar overleveringen. Hil meende hem te herkennen in de ondertekening van een hartenknipsel: “Met liefde gedaan, Joseph de Laat”. De hulp van de gemeente-archivaris van Goes werd in geroepen, maar die vergiste zich en gaf de gegevens van een oom van Joseph door. Zo zijn er verkeerde jaartallen in het artikel van Hil terecht gekomen, dat ze in 1967 schreef voor het toen jonge tijdschrift Antiek: 1803-1883. Er was ook geen zekerheid of Jan protestant of katholiek was; Hil meende “streng calvinistisch”, maar ze zag over het hoofd dat Jan juist in deze prent de martelwerktuigen van Christus had getekend, echt iets uit het katholieke volksbeleven. Jans godsdienstige achtergronden en de keuze van onderwerpen voor zijn prentjes hebben ons intens bezig gehouden: hij had een katholieke vrouw, bleef zelf hervormd en vroom, maar streng, nee.

afb. 3, Jan Huyszoon, Straf der Zonde, paradijsprentje, ca 10 x 7 cm

Of Hil kort voor haar overlijden een vermoeden heeft gehad wat de ware naam van Jan was, weten we niet precies, maar één ding is zeker, ze heeft die naam onder ogen gehad in een ander knipsel, dat was ondertekend: “Met liefde gedaan, uw vader en moeder Jan Huijszoon en Dingena Potvliet’. Het speurwerk liet ze toen over aan een collega, maar het spoor werd niet verder gevolgd. Als die medewerker nog even had doorgezet, had hij toen al ontdekt dat de Prentenknipper Huijszoon heette en een prent voor zijn huwende stiefdochter had gemaakt.

Helaas maakt de dood altijd een eind aan het gedachtegoed van elk mens; gelukkig had Hil bijna alles wat ze wist opgeschreven en waren haar aantekeningen en correspondentie over Jan de P. in het Openluchtmuseum bewaard gebleven. Wij hebben daarvan gebruik mogen maken hij de voorbereiding van de tentoonstellingen, die vorig jaar in Goes en St. Annaland aan hem gewijd zijn, en bij ons boekje ‘Schaar-Kunst’ in 1983.

afb. 4, Jan Huyszoon,  (Profeet) Elias en Nebukadnezar (koning van Babylon,), ± 10 x 7 cm

Toen wij in het jaar daarvoor vakantie hielden in Zeeland, namen we de kans onze nieuwsgierigheid te bevredigen en doken we enkele dagen in het archief. We vonden een mededeling van iemand, dat achterop de prent van Jan, die hij in bezit had, de naam van de maker stond: Johan G. den Boer. Het resultaat van die speurtocht is te lezen in ons boekje en … we hadden de plank volkomen misgeslagen. Dat bleek pas goed, toen we afgelopen zomer in Den Haag (het manuscript voor het boek over Jan was al klaar!) die betreffende prent zelf onder ogen kregen. Toen zagen we dat het helemaal geen Jan de Prentenknipper was, maar werk van een imitator, Het leerde ons, dat je bij geschiedenis nooit moet vertrouwen op wat anderen schreven, maar zoveel mogelijk zelf de bronnen moet controleren!

De eer van de ontdekking van de achternaam van Jan komt toe aan iemand die niets met de knipperij heeft. Met is meneer Rooze uit Middelburg, die in een oud krantje van 1870 uit de gemeente Goes het overlijdensbericht van de Prentenknipper vond. Hij wist dat er al jaren naar gezocht werd en gaf zijn vondst door aan de Rijksarchivaris van Middelburg. Zo is het balletje gaan rollen en zo alleen konden wij proberen om de burgerlijke stand gegevens van Jan Huijszoon in verband te brengen met de verhalen over Jan de Prentenknipper en de plaatsen waar hij zijn knipsels verkocht heeft.

afb. 5, Jan Huyszoon, Psalm 7, de onbekende lievelingspsalm van Jan. die hij talloze malen heeft verbeeld, 10 x 7 cm.

We hebben honderden vragenformulieren rondgestuurd en teruggekregen, de meeste uit Zeeland, maar ook uit alle hoeken van het land, uit Spanje en Amerika. We zijn hij een kleine honderd mensen thuis geweest en hebben gevraagd naar hun voorouders. De mensen stellen prijs op hun bezit dat van generatie op generatie is doorgegeven en men geeft het niet zomaar meer uit handen. Het blijft dus in Zeeland en dat is goed.

In diverse Zeeuwse verzamelingen kwamen naast de gekleurde kerkboekprentjes van Jan ook witjes voor, die door iemand anders gemaakt waren. Dat zette ons aan het denken, te meer. toen we de overlijdensakte van de achttienjarige zoon van Jan te zien kregen in het actief van Goes: “overleden Chrisoffel Johannes, van beroep plaatsnijder, onechte zoon van Jan Huijszoon, plaatsnijder”. Dus junior had het beroep van senior overgenomen meenden we en omdat ze altijd samen rond zwierven, zou junior de witte prentjes wet gemaakt hebben. Totdat we onlangs een dergelijk prentje zagen, voorzien van het jaartal 1835. Toen was junior nog maar zes jaar oud en hij kan die prentjes dus onmogelijk gemaakt hebben. Misschien heeft de ambtenaar wel een fout gemaakt, Fantasie bij dit werk kan te vervoeren, maar het is toch ook nodig!

Fantasie, ook over hoe Jan eruit gezien kan hebben. Was hij mismaakt met een bochel (zoals de overlevering zegt), had hij een dikke buik (in de Zeeuwse spraak: ‘n buuk as ‘n prentevent) of was hij gewoon maar klein van stuk (ongeveer 1,58 m zoals uit zijn Militie- rapport blijkt)? We weten het niet, maar zeker is dat hij meerdere jaren in militaire dienst geweest is en later dijkwerker is geworden. Daarvoor moet je toch gezond van lijf en leden zijn! Aan dat zware werk is vrij plotseling een eind gekomen in 1834, toen hij rondreizend ‘negociant’ werd en ging knippen voor het brood van hem en zijn meezwervende gezin. Heeft hij de tering gehad, waardoor je een rugvergroeiing kon krijgen, of een hernia? En wat voor kleren had hij aan? Was hij in burger of op z’n boers? Fraai zal het niet zijn geweest, dag aan dag hij de weg, in verweerde, versleten plunje en op klompen, ‘s nachts in ‘t hooi, wij zouden onze 20e-eeuwse neuzen voor hem opgetrokken hebben!

Vreemd volk, met van die godsdienstige prentjes… zo fantaseerden wij verder. (Gastvrije boerenvrouwen hebben hem toch binnen genood en hij zal zijn ogen hebben laten dwalen langs al die tegels in de schouw en langs de muur van de oude hofsteden. ‘Tegels met verhalen uit de bijbel, allemaal door elkaar heen, uit oude en nieuwe testament en soms was het niet makkelijk het verhaal te herkennen. Jan heeft vele bijbelprentjes gemaakt, wel duizenden (dat moet haast wel want wij zagen er honderden). en vroegen ons af: koos hij lukraak, zoals die tegels gerangschikt zijn, populaire geschiedenissen die de mensen graag kochten, of was het een eigen keuze? Wij hebben In enkele Zeeuwse hofsteden murenvol bijbel-tegels gezien en moesten vaststellen dat Jans keuze uitdrukkelijk anders was; hij maakte wel prentjes met populaire verhalen, zoals .Adam en Eva, het Offer van Abraham, Salomo’s oordeel, Elia en de raven, Jona en de vis, maar andere missen of zijn schaars: de Twee verspieders met de druiventros, Jozef en Potifars vrouw, Tobias, en ook de verhalen over Jezus en zijn gelijkenissen.

Daarvoor in de plaats heeft Jan tientallen keren minder bekende figuren gekozen zoals Bileam, Nebukadnezar, Manasse en de Psalm 7, die ook in Zeeland bijna niemand meer kent. Waarom? We hebben onze gedachten daarover te boek gesteld.

afb.65, Johan Georg den Boer, stadsgenoot van Jan uit Goes, die zijn stijl nabootste, 35 x 35 cm

Over tegels gesproken, in het Tegelmuseum te Otterlo ontdekten we tot onze verrassing een spreuk, die Jan diverse keren had verwerkt in zijn hofstedenprenten: “Het land te bouwen is myn lust myn hart en zinnen zyn gerust, ik wei het rundervee, gelijk als vader Jacob dee.” Dat rijm waren we nooit ergens in Zeeland te tegenkomen en nu blijkt opeens dat het overal in het land op grote tegeltableaus voorkomt. Steeds weer iets nieuws!

Van de week kwam er weer een prentje boven water, dat we nog nooit gezien hadden (Samsons kragt). Het zal nog wel vaker gebeuren, ook als het boek in april verschenen is…

Jan is dus in 1870 overleden, maar wie schetst onze schrik toen er tijdens de tentoonstelling in Goes een prentje met het jaartal 1877 opdook. Zaten we er weer eens naast? We hebben het prentje niet in het echt gezien en daarom houden we het maar op een product van een naknipper. Daarvan zijn er meerderen geweest, die in de trant van Jan werkten. Eerlijk gezegd, wij vonden het soms ook moeilijk om Jan te herkennen! Maar geen van hen heeft zo’n productie gehad dat hij er brood in zag.

afb. 7, Prentje van ‘Piet de Knipper’

H

eel anders is dat in Zwitserland gelopen, waar Johann-Jakob Hauswirth in dezelfde tijd als Jan gekleurde prenten maakte van rijen koeien die de berg op en af klimmen. Hij had een opvolger, en die had er ook weer een; tenslotte werden de rijen koeien, kleurige harten en toverknopen een soort handelsmerk voor de Zwitserse knippers van tegenwoordig. Je ziet het daar overal. Zouden wij in Nederland ook moeten beginnen om ons geknipte cultuurgoed af te beelden op blikjes Zeeuwse boterbabbelaars, placemats, Unicefkaarten en VVV-folders? Of toch maar liever een standbeeldje In de tuin van het Oude-Manhuis te Goes?

Joke en Jan Peter Verhave