De huwelijksreis van Evert Root met zijn vrouw Carolien, Knip-Pers 2009-4

Zoals veel ‘niet meer werkende mensen’ doe ik ook vrijwilligerswerk. Voor mij bestaat dit uit het
ontsluiten van de collectie papierknipwerk van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.
Ontsluiten wil zeggen beschrijven en invoeren in de digitale catalogus van het museum. Op dit
moment gaan de knipsels van Evert Root door mijn handen. Evert Root is in 1978 overleden en
zijn dochter heeft een deel van de knipnalatenschap verdeeld tussen het Museum in Westerbork (toen nog in eigendom van Lever) en het Openluchtmuseum. Al eerder is in de Knip-pers over Evert Root geschreven. Hij was een rasechte Amsterdammer, die geen blad voor de mond nam als hij onrecht constateerde. Zijn ‘houtsnedeachtige’ knipsels voorzag hij vaak van tekst of een gedicht. In dit verhaal beschrijft hij de huwelijksreis in 1952 met zijn derde vrouw Carolien. Evert Root was toen 56 jaar. Hij heeft het in een geruit schoolschriftje opgeschreven en geïllustreerd met knipsels. Ik heb de taal precies overgeschreven zoals Evert Root het opgeschreven heeft, met al zijn taalfouten. Deze geven naar mijn smaak kleur aan het verhaal.
Joke Verhave

Een bezoek aan de stad Groningen, één (raren) waren? Geschiedenis

Of het werkelijk waar is, kan ik niet zeggen, maar toch vond ik het geval vreemd genoeg, om het eens op te schrijven. En dat ik lang getwijfeld heb, blijkt wel uit het fijt, dat ik het vorig jaar hebt gehoord, en in de geest ook beleefd heb. (afb 1)

afb 1.

Dat zat zoo,vorig jaar Juni … was ik met mijn dien dag getrouwde vrouw Caroliena op z.n. huwelijksreis. Welke wij hadden geplend, als een tochtje om de Zuiderzee. Van het sation amsterdam naar Enkhuizen en toen per boot naar stavoren (afb 2)

afb 2.

en dat ik voor mij, de geschiedenis graag, mag controleren en alle beziendwaardigheden waarte nemen, Hebben wij wat rondgewandeld in veel kleine friese plaatsjes. Al mijn vragen naar het bewuste vrouke van die plaats, werd toen leuk weggelachen in Cafeé en zoo voor kort hebben zij toch een mooi klein stambeeldtje voor haar gemaakt zoo ik hoorde, ook het steeds opkomende koren uit de zee kust hebt ik niet gezien, ondangs de verhalen die mij op de school als waar werden verteld, Van de ring in de vissen en de straffe Gods, voor deze zoo hebberig en wreed vrouwtje is mij lang bijgebleven uit mijn zoo Cristelijke school opvoeding. Maar toen was er niets te horen of te zien, die deze verhalen konden bevestigen, zoo dat wij maar gauw de trein naar Leeuwarden hebben genomen.

Leeuwarden, daar was ik in en naar de oorlog 40-45 geweest. Het ondergronds werk heeft mij wat beziggehouden in die jaren, maar daar schrijf ik nu niet over, roomrijk waren zij voor mij persoonlijk niet. Wel heb ik in 45 nog één nachtje op eigen verzoek in een van de sellen der gevangenis geslapen- toen ik één dag de kampen aldaar had bezocht, om de onderkomens van de N.S.B’s en colbratuurs te zien. Afin, in Leeuwarden hebben wij ook een nachtje overgebleven, maar toen in het Bondshotel aldaar.

Maar de bedoeling was niet één wat verre familie van mijn nieuwe vrouw te bezoeken en kennis te maken met deze mensen uit het hogen noorden. En wel, in de stad Groningen. Wij moeste bij de familie Visser zijn, en daar het adres van die Oom en tanten van de Carolien, die zij zins haar jeugd niet had gegezien of gesproken, moeilijk was te vinden. Maar met veel vragen, kwamen wij eidelijk aan en het werd een uitbundig ontvangst Met veel praten over alle familiebetrekkingen, waar ik van zelfs sprekend geheel buiten stond. Afin na veel gepraat, met een lekkeren bak koffie en rijk belegde boterhammen, wilde wij ook wel iets van de stad zien. En Oom Dirk en oude geselligen baas was graag bereid ons te vergezellen. Gewapend met mijn fototoestel togen wij gedrietjes de stad in, Na een langen poos loopen door de winkelstraten en bezien van belangrijken gebouwen, vonden wij het welletjes, en wilde in één van de velen goede Cafées, die oom Dirk wel wist, iets gaan gebruiken, (afb 3)

afb 3.

En het gronings bier smaakte mij best. Maar toen wij zo gezellig zaten, bemerkte Oom Dirk die het borretje zich goed deed smaken dat hij ook geen achtien meer was. en maar graag met de tram op huis aan wilde gaan – Wij daar aantegen zoude nog wat rondlopen en tegen 6, warm eten bij de gezelligen oudjes – Mijn vrouwtje, welken op de boot een geladderde kous had opgelopen, wilde naar een paar anderen omzien.
En ik voor mij wilde wel even naar de kapper, want het warme weer had, de stoppels aardig uit de kin gejaagd, Maar ja waar was één kapper, nu dat wist oom Dirk wel, op de grote markt was een hele ouderwetse zaak, met prima bediening. De grote hoofdstraat uit lings af, en dan drie huizen van de kerk er hing een groten scheerkwast buiten. (afb 4)

afb 4.

De naam van de kapper ben ik vergeten. Op dit marktplein aangekomen, waar zôon grote kerk staat met hogen toren (de martieni) was juist marktdag en een drukte van jawelletjes, En de torenklok speelde, het paard van oome loek is dood –Ik nam afschijt van Carla, die op zoek ging naar een een kouzewinkel.

De kappers bediende, kwam mij reeds bij de deur tegemoet, Gelijkstraats was een mooie parfumerie zaak, de kapperssalon was een paar treedje op — Een grote zaal met vele scheerstoelen, en 5 of 6 bediendes. De jongen man die mij voorging nam mijn regenjas en hoed aan en de patroon spraak mij zeer vriendelijk toe, en node mij op de eerste stoel plaats te neme, in voor mij tammelijk verstaanbaar gronings zijde hij, U is geen… Neen mijnheer ik ben Amsterdammer zijde ik zonder hem te laten uitspreken zeer verlangend. dat hij zoo spoedig mogelijk een aanvang zou maken – Daar ik elk ogenblik mijn vrouw verwachten die mij zou afhalen – Ja dat meende ik al, hernam de patroon terwijl hij kwast en scheerzeep pakten – Mooi weertje vind U niet, ja het blijft maar droog. was mijn weerende antwoord – Toen hij na tweemaal scheeren meende klaar te zijn, verzocht Ik hem mijn haar wat op temaken en de hals wat uit te scheeren daar ik meende dat het haar mij aardig over de boord hing. (afb. 5)

afb. 5

Toen hij hiervoor aanstalte maakte zag ik zijn gezicht lichtelijk betrekken, meende Ik, Toen begon hij voor mij zoo twijfelachtig verhaal, wat mij zoo lang heeft bezich gehouden en wat ik niet kan nalaten aan anderen te vertellen.

Deze zaak zoo begon, de ook reeds oude baas, terwijl hij de scheerkwast over de hals haalde en nadien het mes over de riem, nog een aan wedden – Bestaat reeds jaren mijn grootvader en over grootvader hebben hier gewoond en als barbiers zoals dat toen heten gewerkt. en heel vee! beleefd en meegemaakt Vooral de Napolitaanse tijd welken mijn overgrootvader heeft meegemaakt en deze overlevering laat mij niet los en dat zal ik U In het kort even vertellen. Terwijl hij het, zoo juist geslepen mes In mijn hals plaasten en zeer langzaam naar beneden haalden zijn…

In deze veel bewogen tijd, stond hier vlak voor de deur van de waag. het schafot, hij wees mij naar een oud gebouw met het scheermes dat ik opziende door het grote winkelraam kon zien.

Toen ik mij weer bukte ging hij verder daar werkte vele misdadegers terecht gesteld mensen die verzet gepleegd hadden. En werden dan van het hoofd ontdaan – de Fransosen waren daar zeer rap mee, de rechtspraak was niet omslagtig en spoedig uitgesproken, Wat toen door de beul met het slagzwaard gebeurde. Hij de patroon wenden mijn hoofd een wijnig om.- aan de want zag ik een groot verroest zwaard, zonder punt hangen Dit heeft mijn overgrootvader gekocht nadat de Fransosen waren vertrokken. tegelijkertijd met het schafot Mijn overgrootvader had veel te danken aan dit zwaard, Want eIken veroordeelde moest eerst de hals uitgekimt en geschoren worden, en de scherprechter rekende na de terechtstellingen zelf met mijn overgrootvader af.

Toen rees ik vermoeid uit de scheerstoel, en terwijl de jongeman, mijn jas en hoed van de kapstok nam, ging de patroon verder met zijn verhaal – Het waren vaak wel 10 of meerderen personen op één dag – En het volk (gepeupel) had gratis toekijken, en werden gedwongen te juigen.

Maar mijn overgrootvader, wel die streek voor iederen kop. zoo als de scherprechter het noemden 10 centen in de laden en één goed glas bier kon er ook wel af voor de beul maar U zult begrijpen wat hij zich best liet smaken. Mijn overgrootvader sloot hij zijn verhaal af, heeft na de Fransen bezetting dit huis als eigendom kunnen kopen – natuurlijk niet van het nek uitscheren, de fransen en ook de hollanders die met hem meeheulden, waren trotse mannen en droegen, vaak valse pruiken welken veel geld kosten, en overgrootvaders beurs terdegen spekten.

afb. 6

Met hoog kleur, had ik dit verhaal beluisterd, en vroeg verward zonder mijn jas aan te trekken (afb 6) Wat krijgt U van mij; – Hij zijde daarop vijtig scheeren, haar opmaken veertjg en het uitscheren vijf en twintig.

Ja .sprak hij wat glimlachend wat duurder als in overgrootvaderstijd, maar ja dien mensen hebben mijn overgrootvader nooit weer gezien.

Komt U, nog eens terug? O, ja U bent .Amsterdammer. Maar U verteld het maar aan anderen koop ik – Wij wensen U nog veel plezier in onsen stad Groningen. Die damen welke benede in de zaak staat is zeker Uw vrouw?

 

 

 

afb. 7

Een beetje onzeker, ging ik zwetend het trapje af, En was blijde weer op het marktplein te staan De Martinietoren speelde weder het paard van ome lok Is dood, (afb. 7) En het lekkere flesje odeklonje wat ik mijn vrouw, stillentjes daar te kopen

– Wel dat hebben wjj te zamen ergens anders uitgezocht, Ik koop dit verhaal met enkelen kunstknipsels te ilustreren –

Evert. Root. sr