“Eigeman, Eigeman, hoe maakte u zich de schaarkunst eigen, man?”
Op twee van uw nagelaten knipprenten zien wij het woord ‘Schaarkunst’ voorkomen. In het knipsel op de voorpagina (29 x 23 cm) zien we in het midden een ovaal medaillon (10 x 8,5 cm), waarop in bruin gedrukt een afbeelding van een vrouwenfiguur met een engeltje aan haar borst; daaronder een handgeschreven tekst: “Jesaia 49 vers 15 het eerste gedeelte: Kan oock eene vrouwe hares zuygelinghs vergeeten, dat zij haer niet en ontferme over den sone hares buycks?”
Boven het medaillon is een draperie geknipt (8 cm lang), met daarop handgeschreven het woord ‘Schaarkunst’. Dit alles is omgeven door fijne ruitmotiefjes en met een rand van diagonale streepjes en grotere bloemmotieven in de hoeken.
Op de achterpagina van deze Knip-Pers zien we een knipselprent met in het midden, in geknipte letters, ‘Schaarkunst, gedaan door Willem Eigeman. In ’t jaar 1782’. Zowel de rand als de tekst is geheel geknipt (totale afmeting 28 x 19 cm). Toen was u 26 jaar oud. En dit jaartal 1782 vinden wij op meerdere prenten terug. Het papier waarvan u de prenten maakte, is voor onze huidige begrippen zo dik, dat het werk eerder gesneden dan geknipt kan zijn. Wij zouden thans zeggen: het is papier uit een schetsboek. Hoewel ze er delicaat uitzagen, kon ik de knipsels rustig bij een punt optillen om te tonen hoe stevig zij in wezen zijn.
In 1977 heb ik het knipwerk namelijk mogen fotograferen bij een achter-achterkleindochter van Willem Eigeman. Zij had zijn album met alle knipsels tussen blauw papier – zoals alle antieke knipsels vroeger bewaard werden – bij haar in huis en vond het griezelig om ze ‘zomaar’ thuis te hebben liggen, gezien de vermoede waarde van het geheel. Zij wilde er graag foto’s van hebben en dan de originele exemplaren in een kluis opbergen om ze te vrijwaren voor brand- of inbraakgevaar.
Heel toevallig kwam mij nú, 18 jaar later, in november 1995, het krantenbericht onder ogen dat de collectie bij Bubb Kuyper te Haarlem in haar gehéél geveild zou worden (richtprijs fl 20.000‑30.000).
Dit zijn het soort veilingen waar doorgaans verzamelaars naar toe gaan. Er stond in de berichtgeving: “Maar volgende week wordt een uitzonderlijk object geveild, dat het bekijken waard is. De collectie Knipkunst van Willem Eigeman (1756‑1839). Een kleine 40 bladen papier, die met schaar zijn omgetoverd tot ragfijn knipwerk, met in het midden menselijke figuurtjes of een tekst.”
Later vernam ik dat de collectie voor fl. 32.110,- aangekocht was door het Museum ‘De Lakenhal’ te Leiden. Dit is niet verwonderlijk, omdat Willem Eigeman een koopman in Leiden was. De knipsels zijn dus nu weer in hun geboortestad teruggekeerd!
In de catalogus van de kniptentoonstelling ‘Schaarkunst’, die in 1983 in het Openlucht Museum werd gehouden, wordt op blz. 43, bij het overzicht van de oude knipkunst, Willem Eigeman ook genoemd door Joke en Jan Peter Verhave.
Een knipsel dat wel vaker is afgebeeld en dat verscheidene knippers, denk ik, wel kennen, is ‘De kinderspelen’.
Een symmetrisch knipsel met in tien cirkeltjes een kind met een hoepel, diabolo, trommel, kegelspel of een tol, als rand om twee harten, met in elk hart een kind met een vlieger. Voor de velen die dit knipsel niet kennen, is het hier dus nog maar eens afgebeeld, en bedenk daarbij dan even dat elk cirkeltje waarin een spelend kind is afgebeeld, slechts 2,5 cm doorsnee heeft.
Op de achterkant van het maartnummer 1996 van de Knip-Pers stond ook een knipprent van Willem Eigeman afgedrukt, ‘De Winter’ genaamd (afb. 9), met een langwerpig middenstukje (11,5 x 5 cm), waarin een vrouwtje in een slede voortgeduwd wordt door een mannetje, onder een geknipt schaartje en ook geknipte titel ‘De Winter’. Het geheel is omgeven door symmetrische figuren die aan ijsbloemen op de ruit doen denken.
Willem Eigemans eerste vrouw, Maria Beusemaker, stierf in 1806 en zes jaar later, op 23 augustus 1812, hertrouwde hij met Johanna Geertruy Alting. Dit verklaart dat hij op 66‑jarige leeftijd nog zijn koperen bruiloft viert en daarvoor een knipprent (afb. 10) maakt met de
handgeschreven tekst: ‘Ter nagedachtenis , der 12½ Jaarigs Echtvereeniging van Willem Eigeman en Johanna Geertrui Alting. Ingevallen den 23 Februari 1823’ en ‘Heere! Maakt ons bekent ons einde, ende welke de mate onzer dagen zijn, dat wij weten, hoe vergankelijk wij zijn. Psalm 39 vers 5’. De tekst is omgeven door bloem- en bladmotieven en geplaatst op een geknipte ondergrond in de vorm van baksteentjes, waarin nog een rankenrand verwerkt is.
Bij het nagelaten werk zijn ook gelegenheidsprenten, die nog geen ingevulde namen of teksten vertonen en waarvan de versieringen negatief (weg)geknipt zijn. (afb. 13)
Verder zijn er nog verscheidene knipsels met streng symmetrisch ingedeeld ruitmotieven
met bijvoorbeeld een arrenslede in de middencirkel (afb. 7, afmeting gehele knipsel 23 x 18,5 cm),
een wapenknipsel (gezien de Leidse wapensleutels waarschijnlijk van Leiden?) (afb. 8)
maar ook een langwerpig, niet symmetrisch jachttafereel met bomen, herten, honden en jagers (afb 12),
en twee kleine, uit gekleurd papier samengestelde knipsels van de verboden vrucht plukkende Adam en Eva met slang in het paradijs, en het vervolg daarop: Adam en Eva die daarom door de aartsengel uit het paradijs verdreven worden.
Voor zover ik heb gezien en heb kunnen constateren, knipte Willem Eigeman uitsluitend uit wit papier. Om die reden vroeg ik me af of de twee laatstgenoemde knipsels wel van zijn hand zijn.
To van Waning-Mijnlieff
Willem Eigeman is in 1839, op 82-jarige leeftijd, in Leiden overleden. Tot en met 18 november 1996 kunt u zijn werk in Museum ‘De Lakenhal’ in Leiden bekijken.