Von Uffenbach maakt in zijn reisverslag van 1711 melding van een geknipt portret van professor Francius dat hij bij Koerten heeft kunnen bekijken.
Aan dit portret is een gedicht van Adrianus Relandus in Latijn gewijd, gevolgd door twee versies in het Nederlands van Joannes Vollenhove en Siward Haverkamp. Uit die gedichten is op te maken dat Joanna het knipsel gemaakt heeft na de dood van Francius in 1704.
In de Testas catalogus wordt dit portret in de rubriek “Sneywerk” onder nummer 13 beschreven als: “Het Portrait van Professor Petrus Francius, Borststuk, met een rol papier in de hand, daar onder een Latyns Vaars, door de Professor A. Reeland, in dito, en dito“(= in zwarte lijst en tussen spiegelglazen).
In de dezelfde catalogus worden twee getekende portretten van Francius vermeld, gemaakt door Nicolaas Verkolje onder nummer 34 van Konst-Boek, Letter A: “Het Portrait van Petrus Francius, en verder bywerk door den zelve (=Verkolje), en een Duyts en Latyns geschreeven Vaars“. En onder nummer 40: “Een dito Borst-stuk, zynde het Portrait van Francius, door den zelven, (=Verkoije) met een geschreeven Vaars daar onder”. Helaas weten we niet of het geknipte portret bewaard is gebleven, de eventuele verblijfplaats is in ieder geval onbekend.
Het Francius gedicht wordt in de Lofdichten uitgave van 1735 vooraf gegaan door gedichten op zeven geknipte portretten die alle voorzien zijn van een gedicht door Francius in Latijn, aangevuld met versies in het Nederlands van andere dichters. De geportretteerde figuren behoren tot de “veele Vorstelyke en aanzienlyke Personaadjen (…)“ zoals die genoemd worden door de onbekende opsteller van voorwoord van de Lofdichten versie uit 1736, Houbraken gebruikt hiervoor de benaming: “vele Potentaten, Vorsten en Groote Heeren“. Het eerste gedeelte van de uitgave van 1735 was inderdaad een ware “Carmina Latina/op de Papiere/Snykunst/van Juffrouw/Joanna Koerten/huisvrouw van den Heere/Adriaan Blok/met derzelver vertaalingen/in Nederduitschen vaarzen”.
Met Petrus Francius hadden Joanna en Adriaan een intellectueel zwaargewicht in hun netwerk. [i]
Francius werd in Amsterdam geboren op 19 augustus 1645 als zoon van Jacob de Frans. Hij genoot onderwijs op de Latijnse school aldaar en toonde al vroeg interesse voor Latijnse, Griekse en Nederduitse talen. Hij studeerde later aan de Leidse universiteit en legde zich toe op geschiedenis en andere wetenschappen. Bezocht Engeland, Frankrijk en Italië en promoveerde in het Franse Angers; In 1674 werd hij aangesteld als hoogleraar geschiedenis en welsprekendheid in Amsterdam.[ii] In 1686 werd hem ook het onderwijs in de Griekse taal opgedragen. In een rede uit 1686 over de voortreffelijkheid van het Grieks had Francius zich opgeworpen als voorvechter van het Latijn tegenover het Frans en nam het als zodanig op tegen de fransman Charles Perrault die in de beruchte “Querelle des Anciens et des Modernes” de modernen vertegenwoordigde. Al tijdens zijn studietijd was Francius met zijn eerste Latijnse gedichten gekomen. Een eerste bundel (“Poemata”) publiceerde hij in 1682. Ook is hij bekend van zijn gedichten over de overwinning op de Turken. Die hij in 1686 bundelde met de titel “Laurus Europea” (Europese Lauwerkrans). Zeer bekend waren zijn activiteiten als redenaar en leraar in welsprekendheid. Zijn verzamelde redevoeringen zijn in 1692 afgedrukt als “Orationes in unum collectae”. Van hem is een geschilderd portret door Ludolf Bakhuysen bekend, hij overleed in 1704.
Het portret van Petrus Francius wordt in de Testascatalogus, zoals boven is aangegeven, beschreven als een borststuk, waarbij hij een boekrol in de hand heeft. Het Latijnse vers daaronder is geschreven door de Utrechtse hoogleraar Adriaan Reeland. De nu bekende portretten van Francius, een schilderij van Bakhuysen en een prent van Schenk, komen niet overeen met deze beschrijving.
In de vertaling van de Latijnse bijdrage van Reeland dicht Joannes Vollenhove:
“Bezwangert van haar ‘geest, Joanna Koerten toont
Hem, die nu ‘t allerschoonste Elysium bewoont
in kunstwerk van papier. Hoe kan men beter kennen,
Die naar onsterfelyke een plag in papier te rennen”.
Leopold I (1640-1704)
Het eerste gedicht van de Carmina Latina gaat over Leopold I, Rooms-Duits keizer, koning van Hongarije, koning van Bohemen en Aartshertog van Oostenrijk. Zijn echtgenote was Eléonora van Palts-Neuburg (1655-1720) Koerten heeft van Leopold een portret geknipt dat volgens Houbraken in diens Kunstkammer in Wenen zou hangen. Voor Eleonora maakte zij een kunstwerk uit papier en textiel. Houbraken vond deze kunstwerken zo belangrijk dat hij daar in de “Groote Schouburgh” veel aandacht aan besteed. Uit de vertaling van A. Moonen van het Latijnse gedicht van Francius over dit portret wordt duidelijk hoe het eruit moet hebben gezien:
“Dit’s Keizer Leopold:zyn slinker vuist bewaart/Den Wereldkloo4 dienhy bestiert, zyn rec het ‘t/zwaart”. Die beschrijving komt overeen met een gravure die we van Leopold kennen..
Peter de Grote (1672-1702)
Voor Koerten is, net als keizer Leopold en zijn vrouw, hij een belangrijke figuur geweest.[iii] Volgens het verslag van Von Uffenbach van de reis van 1718 bezocht Peter Koerten nadat zij van hem al een portret had gemaakt, naar getekend of gedrukt voorbeeld. Hij liet zijn handtekening achter maar kocht niets. Zijn bezoek is door Jan Goeree vastgelegd in gedetailleerde titeltekening voor het handtekeningen-boek dat de Koertens wilden gaan maken. In de Testascatalogus wordt het portret van de tsaar in de rubriek Sneywerk, onder nummer 12, beschreven als: “Het Portrait van Petrus de eerste, een Borststuk, daar onder een Latyns Vaars door P. Francius, in dito en dito“.
Jan Goeree maakte ook een getekend portret van Peter de Grote: “Het Portrait van Keyzer de eerste, met een Ornament, door J. Goeree en een ander”. Het geknipte portret bevindt zich in de collectie van de familiestichting De Flines.
Willem III (1650-1702)
In dezelfde verzameling is het geknipte portret van stadhouder-koning Willem III aanwezig.[iv]
Merkwaardig genoeg maakte Koerten niet alleen van hem een portret, maar ook van zijn tegenpolen de gebroeders de Witt. In de Testascatalogus is de beschrijving: “Het Portrait van Koning Willem, een Borststuk met Septer en Kroon in de handen, daar onder de Waapens, beneevens een Latyns Vaars, door P. Francius, in dito en dito“.
Voor het Stamboek maakte Verkolje een tekening: “De Faam, houdende het Portrait van koning William, in dito en dito.”
Koerten knipte niet alleen dit mooie portret van Willem III , maar zou ook voor zijn vrouw werk hebben gemaakt. Dat zou dan moeten zijn gegaan om een combinatie van papier en textiel, zoals zij ook maakte voor de echtgenote van keizer Leopold. Houbraken schrijft in zijn kunstenaarslexicon: “Ook voor Maria Koninginne van Engeland en andere Vorstinnen heeft zy zulke cieraaden gewrogt”.
Lodewijk XIV (1638-1715)
Lodewijk de Groote (Lodoïco Magno) is zeker door Koerten geknipt alleen komt zijn portret niet voor in de Opsomming in de rubriek “Sneywerken” van de Testas catalogus. Het portret is pas te vinden in het “vervolg van de “Catalogus van Overgeslagen Rariteiten” onder Snykonst:
“Het Portrait van Lodewyk de XIV, door Johanna Koerten”
Verkoije maakte van de Franse vorst een getekend portret dat in Konst-Boek, Letter A. wordt beschreven als:
“Een dito, met het Portrait van Lodewyk de veertiende, door denzelven (Verkoije), en dito geschreeven Vaars“. Uit de gedichten [8,9,10] is slechts af te lezen dat het bij dit portret ging om een kleine afbeelding die door een “Kolse Apel (Verkolje als Apelles)” kon worden vastgelegd.
Frederik III van Brandenburg (1657-1713)
Gelukkig een portret dat bewaard is gebleven en waarvan de verblijfplaats bekend is. Het bevindt zich in de collectie van de familiestichting De Flines en is in bruikleen bij het Kon. Oudheidkundig Genootschap. In de Testas catalogus wordt het geknipte portret vermeld als:
“Het Portrait van den Koning van Pruyssen Frederik de derde, tot de voeten uit, zittende in een Kamer, en leunende aan een Tafel, waar op mede gesneeden is een Latyns Vaars, door P. Francius gemaakt, en verder Bywerk tot de Kamer behorende, in dito en dito” (in zwarte lijst, tussen twee spiegelglazen).
Nicolaas Verkoilje tekende het portret van Sophia Charlotte, de echtgenote. van Frederik:
“Het Portrait van Sofia, Keurvorstin van Hanover, met veel Bywerk, door denzelven (=Verkolje)” onder nummer 17 van Konst-Boek, Letter A. Op deze tekening die zich bevindt in de Albertina in Wenen is op de achtergrond het geknipte portret van Fredrik III afgebeeld.
Frederik en zijn echtgenote zijn in 1702 in Amsterdam geweest nadat zij koning en koningin van Pruisen waren geworden. Al kort daarna, in 1705, overleed Sophia Charlotte. Moffit Peacock heeft erop gewezen dat in het door Koerten geknipte portret een mooie ruimtelijke illusie is gecreëerd mede veroorzaakt door de plaatsing van Frederik, zittend achter een tafel, in de ruimte. Die ruimtelijkheid wordt nog versterkt door de naar achter lopende tegels en de vertikale stroken op de achterwand. Het geïdealiseerde gezicht van de geportretteerde wordt omlijst door een fraaie haarpartij met ge.. . snijwerk en een mooi uitgewerkte kraag.
Cosimo III (1642-1723)
Kort voordat hij Groothertog van Toscane werd (in 1670) bezocht Cosimo III tweemaal de Republiek, 1667 en 1669. [v]Bogaard veronderstelt dat Koerten toen al het portret van Cosimo, waarvan de verblijfplaats nu onbekend is, toen al maakte. Joanna was toen bijna 20 jaar. Om meerdere redenen is dat niet waarschijnlijk. Als argument wordt aangevoerd dat de inleiding van de Lofdichtenuitgave van 1735 nadrukkelijk vermeldt: “Kosmus III is zoo voortreffelyk nae het leeven gesneeden, dat kenners betuigen, dat het kunstpenseel daar voor moet zuchten“. De aanduiding “nae het leeven” betekent echter lang niet altijd dat het gaat om een portret dat direct met de persoon poserend voor de kunstenaar is gemaakt. Het kan ook gaan om een goed gelijkend portret gemaakt naar een goed voorbeeld, bijvoorbeeld in de vorm en van een tekening of prent. Bovendien was Francius die het Latijnse onderschrift verzorgde pas vanaf de late jaren tachtig in Amsterdam aanwezig.
In de Testascatalogus is het portret te vinden als “Pallas, die het Portrait van Cosmus de 3de, Groot Hertog van Toscanen, daar neevens een Eerzuil met een Wapen, beneevens een Latyns Vaars door door P. Francius, en andere Ornamenten, in dito en dito“.
Nicolaas Verkolje maakte voor het Stamboek de tekening:
“Pallas houdende het Portrait van Cosmus de derde, door denzelven, met een geschreven Vaars daar ondder “(nr. 13 van Konst-Boek, Letter A.)
Groot Hertog van Toscanen, daar neevens een Eerzuil met een Wapen, beneevens een Latyns Vaars door door P. Francius, en andere Ornamenten, in dito en dito“.
Nicolaas Verkolje maakte voor het Stamboek de tekening:
“Pallas houdende het Portrait van Cosmus de derde, door denzelven, met een geschreven Vaars daar onder “(nr. 13 van Konst-Boek, Letter A.)
Noten
[i] . Dirk van Miert, Illuster Onderwijs. Het Amsterdamse Atheneum in de Gouden Eeuw, 1632-1704, Amsterdam 2005, p. 163-169; A.J. van der Aa, Biografisch woordenboek der Nederlanden, dl.6 (1859).
[ii] Henk van Ark, “Gerard de Lairesse en Nicolaas Verkolje”, De KoertenKoerier, nr.4 (2018), [p.17]
[iii] Henk van Ark, “Czaar Peter op bezoek”, Welkom in Papyria, nr. 5 , Rasquert 2013, p. 27-37.
[iv] In dit verband met Koerten/Willem III is interessant: Henk van Ark, “Op bezoek bij Nicolaas Chevalier en daarna…”, De KoertenKoerier, nr.2 (2017), [p.3 e.v.].
[v] Lodewijk Wagenaar/Bertus Eringa, Een Toscaanse prins bezoekt Nederland, Amsterdam 2018; Conny Bogaard, De Schaar-Minerva Johanna Koerten (1650-1715) en de waardering voor de “papieren snykonst”, Utrecht 1989 (scriptie), p.46.
Door Henk van Ark, verscheen eerder in de KoertenKoerier 6, 2018
Foto’s Rijksmuseum en Wiki Commons