Een mooie mezzotint, KoertenKoerier 12

Het portret van Joanna Koerten dat Nicolaas Verkolje naar voorbeeld van Jakob Houbraken schilderde is in de Testascatalogus van Koertens Konstkabinet te vinden onder nummer 1 van Konst-Boek, Letter B: “Het Portrait van Juffrouw Johanna Koerten Blok, met Olyverf door N. Verkolje geschildert“. Dat geldt niet voor het portret dat David van der Plas maakte van Joanna. De reden daarvan is niet duidelijk, misschien is dit portret na de verkoop van het Stamboek van Koerten in de familie gebleven. De verblijfplaats van dit kunstwerk is onbekend.
Wel is in de catalogus een getekend portret te vinden onder nummer 61 van Konst-Boek, Letter A: “Een dito (=een portret), David van der Plas, met dito (=een vers), door den zelven”. Dit portret zou zijn gemaakt door Arnold Houbraken.
Arnold Houbraken besteedt in zijn “Groote Schouburgh” maar weinig aandacht aan Van der Plas. Hij stelt dat Van der Pla(a)s “zig een zonderlinge wyze van schilderen [had] aangewent, Waar door zig de beeltenissen in een weinig afstant gestelt, byzonder kragtig en levendig vertoonden (…) Onder de menigte pourtretten, die hy geschilderd heeft, word getelt dat van Kornelis Tromp, Luitenant Admiraal van Holland”. Daarbij drukt hij een gedicht af van Ludolph Smids over Tromp.
Helaas vermeldt deze Koertenkenner- en bewonderaar het portret van Joanna door Van der Plas niet. Wel is het portret van de schilder in de Groote Schouburgh opgenomen samen met dat van Maria Sybilla Merian. Dit portret (door Jakob Houbraken) is met sierrand ook te vinden in het werk van Weyerman.

Naar het schilderij van Van der Plas heeft Pieter Schenk een fraaie mezzotint gemaakt. Deze bijzondere techniek wordt ook wel aangeduid als zwarte kunst prent, die zorgt voor een fluwelige impressie van de geportretteerde. Schenk was een uit Duitsland afkomstige kunstenaar die zich in 1670 in Amsterdam vestigde en in 1704 naar weer naar Duitsland (Dresden) terugkeerde.

 

Schenk maakte in de Nederlanden een grote reeks mezzotints van bekende figuren.

Het portret van Koerten, waarschijnlijk gemaakt in 1701, toont haar als borststuk, met het hoofd naar links met haar naar achteren en met een omslagdoek. Als onderschrift heeft het een gedicht van Katarina Lescailje:

“Men Eer dit Beeld, wiens geest
En Schaar kan wond’ren teelen,
‘t Papier herscheppende in onschatb ‘re
Kunst tafereelen.”

Het portret komt in vele collecties voor, het exemplaar dat zich nu in het Westfries Museum bevindt konden wij in 1988 aankopen op de veiling van het Nederlands Museum van Knipkunst van Wiecher Lever. Ook het British Museum heeft zo’n exemplaar, maar interessanter ook dezelfde mezzotint met een ander onderschrift. Dit is een gedicht dat later is opgeplakt van en door David van Hoogstraten.

Van Hoogstraten is een van de bekende figuren die Schenk in zwarte kunstprent vastlegde. Waarschijnlijk heeft Koerten naar deze prent het portret van Van Hoogstraten geknipt, waarvan de verblijfplaats helaas onbekend is. Een andere figuur die aan Koerten kan worden gekoppeld is Zacharias von Uffenbach, die het werk van Koerten maar liefst drie keer heeft kunnen bekijken. Hij bezocht Joanna in 1705 en 1711 en bekeek haar werk ook na haar dood in 1715 bij haar man Adriaan en zijn tweede vrouw Maria van Arckel in 1708.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in KoertenKoerier 12, 2020
Afbeeldingen WikiCommons en Wikipedia