Zeeuwse knippers en hun werk, deel 2, Nieuwsbrief 2004-4

Als vervolg op mijn artikel in de vorige nieuwsbrief over Jan de Prentenknipper en het Zeeuwse knipwerk in ons museum stond een verhaal over het knipwerk in het Zeeuws Museum in Middelburg gepland. Helaas kan het onderzoek daar geen doorgang vinden om diverse redenen. De voornaamste hiervan betreft de hoge kosten die betaald moeten worden voor foto’s van het knipwerk plus daarbij nog het copyright om ze te mogen publiceren. Deze kosten zijn voor ons museum niet op te brengen en dat is jammer omdat hierdoor ons verdere onderzoek wordt geblokkeerd. We hebben het Zeeuws Museum niet kunnen overhalen een uitzondering te maken voor een niet commerciële uitgave en in ruil voor onze onderzoeksgegevens. Volgend jaar gaan we daarom verder met een ander onderzoek, maar over papierkunstenaar Reygers, die ik in mijn vorige bijdrage al even noemde, heb ik wel voldoende informatie en afbeeldingen van zijn werk in andere musea weten te vinden om toch een goed idee te geven van zijn kunnen.

Johannes Hubertus Reygers werd op 1 mei 1767 geboren in Gorinchem en verhuisde in 1787 naar Middelburg waar hij als huisleraar de kost verdiende. Hij trouwde in 1796 met Catharina van der Krap en kreeg met haar 8 kinderen. Naast zijn werk als huisleraar volgde hij tekenlessen aan de Middelburgse Teeken Akademie en hij blijkt daar een talentvolle leerling te zijn geweest, want in 1796 werd hij bij de jaarlijkse tekenwedstrijd “primus” bij het schilderen naar “het naakt levend mensbeeld”. In 1817 en 1822 was er werk van hem te zien op tentoonstellingen. In 1814 werd hij tot lesgevend meester tekenkunde benoemd aan de Academie waar hij onder andere les gaf aan de later beroemd geworden schilder B.C. Koekoek. Tot 1845 hield hij het lesgeven vol. Op 11 maart 1849 overleed hij, 82 jaar oud.

Naast zijn lesgevende taak was hij al eerder ook tot Inspecteur der Landsgebouwen benoemd. Als leraar heeft Reygers een grote bijdrage geleverd aan de modernisering van het teken- en schilderonderwijs aan de academie. Hij schreef daartoe een fraai geïllustreerd manuscript over de ontleedkunde. Volgens hem was een grondige kennis van de anatomie van het menselijk lichaam onontbeerlijk voor een schilder. Tot die tijd werden de anatomielessen gegeven door heelkundigen (artsen), die naar Reygers’ mening de leerlingen veel te veel irrelevante informatie bezorgden, terwijl ze aan hoofd, handen en voeten – de moeilijkste lichaamsdelen voor een schilder – nauwelijks aandacht besteedden.

Reygers was een zeer veelzijdig man, want behalve tekenaar, schilder en leraar was hij ook nog etser (o.a. van zeegezichten), stempelsnijder, modelleur en maker van knipwerk, bavelaars en objecten van papier, karton en hout. In die laatste hoedanigheid is hij voor ons van belang. Bij zijn dood op 11 maart 1849 schreef een journalist van de Middelburgse Courant: …“Niet alleen zijne geestige en weldoorwerkte teekeningen, bestaande meerendeels in voorstellingen van schepen en afbeeldingen van land- en stadsgezigten, bij de liefhebbers gezocht, maar ook, en inzonderheid, maakte hij zich beroemd door het vervaardigen van kunstig snij- en boetseerwerk in papier, als basrelief opgewerkt, en die voortreffelijk schoon en rijk van ordonnantie zijn, en waarvan al de voorwerpen met de grootste naauwkeurigheid en bewonderenswaardigen smaak bewerkt zijn; waarvan niet alleen alhier zoowel als in andere Zeeuwsche plaatsen uitmuntende proeven voorhanden zijn, maar ook in publieke en particuliere kunstverzamelingen in Holland en elders gevonden worden; getuige onder anderen het zeer uitvoerige monument, hetwelk zich in het koninklijke kabinet van zeldzaamheden te ‘s Hage bevindt.“

Dit monument (48 x 39 cm) is een gedenkstuk dat herinnert aan de regeringsperiode van koning Lodewijk Napoleon Bonaparte en bevindt zich tegenwoordig in het Rijksmuseum. Het papierknipwerk zit in een ondiep kastje achter glas. In het midden staat in een halfronde nis een witte antieke vaas van hout, versierd met gouden banden. Op de vaas prijkt een “zonnehoofd” door stralen omgeven. Links en rechts van de nis hangen twee schilden, links met de vrijheidsmaagd en rechts met een anker, achter de schilden vlaggen en wapens. Boven de nis ligt een opengeslagen boek met daarboven het gecombineerde wapen van Holland en het Franse Keizerrijk met mantel, kroon en ordetekenen en links en rechts in de hoeken twee ovale schilden met de monogrammen van Lodewijk Napoleon ( LN) en Eugénie Hortense de Beauharnais (EHB). Dit gedeelte is in een gouden parelrand gevat. In een kooflijst eromheen zien we links en rechts elk 4 wapens, van het Koninkrijk Holland en van de 7 provinciën van de voormalige republiek. Beneden op een rechthoekig schild staat de tekst:

Aan Zijne Majesteit!
Den KONING van HOLLAND!
Word dit Gedenkstuk met alle Hoogachting door
Deszelfs Onderdanige en Gehoorzame dienaar
J.H.Reygers Eerbiedig Aangeboden.

Links en rechts van de tekst en tussen. de wapenschilden zijn takken en in de vier hoeken palmbladeren ter versiering aangebracht. De achtergrond is lichtblauw. Het stuk is rechts onder de vaas gesigneerd met: J.H. Reygers, te Middelburg in Zeeland. Enige tijd nadat het stuk aangeboden was heeft de koning het bij Koninklijk Besluit van 30 maart 1808 voor f 400,- laten aankopen ter plaatsing in het Koninklijk Museum. (Ontleend aan “Herinneringen aan de Bonapartes in het Rijksmuseum”, van Dr. R. Van Luttervelt, Uitg. Sijthoff NV, Den Haag 1961)

Een stuk niet een soortgelijke opbouw bevindt zich in Zwolle in het Provinciaal Overijssels Museum. Dit werk maakte hij ter gelegenheid van de 60e verjaardag op 1 januari 1804 van een zekere heer Jan Meusel. Het werd hem geschonken door zijn drie kinderen. Het is ook een kijkkastje bavelaar, 40 x 31,5 cm). In het midden staat in een nis een sierlijk vaasje met een papieren bloemenkrans er omheen, daarboven hangt een geknipt schild niet franje en helemaal bovenaan op het fries dat de nis afsluit begint de verjaarswens:

Wij danken d’opper Zegenaar!
Wijl Gij! Dees Eersten dag van ’t jaar
0 Vader! Zestig jaren zijt
Ontvang dit stuk tot Dankbaarheid
Ter Gedachtenis op het Blij Verjaaren
Van Onzen Waardigen en Veel-Gelievden
Vader! Jan Meusel.
Den 1e Van Louw-md. 1804.

Op de zuiltjes ter weerszijden van de vaas hangen schilden, op het linker is de Tijd, een gevleugelde figuur met doodshoofd en zeis, afgebeeld en op het rechter Mercurius, god van de handel, onder en boven de schilden zijn papieren bloemen aangebracht. Onder de vaas staan de namen van zijn drie kinderen, Abraham, Hendrik Cornelis en Wilhelmina Aletta Meusel. Het geheel is achter glas in een vergulde lijst geplaatst. Het is gesigneerd met: J.H. Reygers f 1803.

Een derde gedenkstuk in de vorm van een bavelaar met een in een nis geplaatst vaasje is gemaakt voor Pieter Jacobus Serlé ter gelegenheid van zijn 50e verjaardag op 23 November 1810. Hij kreeg het van Jonathan Delzenne en Dirkje Hulst wier namen op een klein papiertje rechts onder op de zuil staan. De vaas staat op een halfronde zuil waarop Serlé’s naam en verjaardagsdatum staan. Boven in de nis hangt een ovaal met een mooie stralenkrans waarin een soort tuin te zien is. Mercurius, hier zo te zien in zijn functie als boodschapper van de goden met zijn gevleugelde schoenen en helm, plaatst met zijn rechterhand een lauwerkrans op het hoofd van een buste die op een zuiltje staat. In zijn linkerhand houdt hij zijn met slangen omwonden staf. Aan weerszijden van de nis hangen twee riemen gedragen door leeuwenkoppen. Op de riemen zijn alweer twee lauwerkransen aangebracht en er onder twee schildjes met cupido’s die aan komen vliegen met ook weer een krans. De heer Serlé moet wel een zeer gewaardeerd man geweest zijn. Op het ene schildje staat een L, waar die voor staat is me niet bekend. Onder aan de riemen zit een gesp met een soort kettinkje. Het werk zit in een mooie houten lijst met parelrand en houtsnijwerk. Het stuk behoort tot de verzameling van het Haags Gemeentemuseum.

Het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam bezit sinds 1932 een bavelaar van Reygers van geheel andere aard. Hij stelt een Hollandse rede voor waar schepen liggen te wachten voor ze de haven in mogen varen. Op een tamelijk ruwe zee, gemodelleerd uit papier-maché, is het een drukte van belang. De wind komt van links en sommige schepen hangen behoorlijk scheef in de harde wind. Op de voorgrond links ligt een groot schip waar we in de spiegel raampjes zien. Aan dek zijn vijf mannen in de weer met de mast van het grote zeil. Wat verder naar achter ligt een schip waarvan de mast gebroken lijkt te zijn. Rechts op de voorgrond ligt een schip dwars op de golven, ook daar zijn enkele mensen bezig met de tuigage. Helemaal vooraan vaart een roeiboot met enkele mensen aan boord tegen de wind in. In deze prachtige bavelaar toont Reygers hoe goed hij met de wetten van het perspectief op de hoogte was. Het water lijkt eindeloos en de schepen in de verte worden steeds kleiner, van een enkel schip zien we slechts een zeil boven de horizon uitkomen, en toch is het kastje hooguit 5 cm diep. Rechts onder heeft hij zijn werk gesigneerd: J.H. Reijgers f. 1804 in Middelburg in Zeeland.

Reygers heeft heel veel in opdracht gewerkt, voor particulieren, maar ook voor de academie en de overheid. Voor de eerste maakte hij ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan in 1803 een ‘ boetseerwerk” voor de honoraire leden (de sponsors, die vaak ook bestuurder waren) van de Academie. Omdat er voor een zilveren penning -te doen gebruikelijk bij een dergelijke gelegenheid- geen geld was. In 1817 maakte hij voor de jaarlijkse schooltentoonstelling een knipwerk waarop o.a. figuren die de teken-, schilder- en bouwkunde symboliseerden. Deze werken zijn bij de brand na het bombardement in mei 1940 verloren gegaan. In datzelfde jaar maakte hij samen met zijn collega J.P. Boerjé een ontwerp voor een gedenkpenning ter gelegenheid van de opening van een nieuw havenkanaal.

Bronnen:
“Om prijs en plaats”, de Middelburgse Teekenakademie 1778-2003 red. C.E. Heijning en G. van Herwijnen uitg. in de reeks Grote Zeeuwse Katernen, Middelburg 2004
“Frappante gelijkenissen”, J.P. Boerjé (1774-1834) als beoefenaar van kunst en wetenschap.
A. Meijer in Zeeuwse Katernen
Informatie van de genoemde musea

door Atty Broer.
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 2004-4, een uitgave van het museum van Knipkunst en Stichting W.Tj. Lever.