Schaduwtheaters en schimmenschuivers, Knip-Pers 1992-2

In verenigingsverband hebben wij op de Contactdag in Opmeer kennis kunnen maken met een schaduwtheater. Het is een onderdeel van de knipkunst waar meer bij komt kijken dan knippen. Het is het schaduwbeeld dat het voor het zeggen heeft, hetzij voor, hetzij achter het scherm. Verrijkend is dat de schaduw kan bewegen; ook is het verhaal belangrijk en tot een verdere mogelijkheid behoort de muziek.

afb. 1, Chinese schimmen

Het Chinese schaduwtheater is het oudste wat bekend is; al in de Han periode tijdens de regering van Keizer Wu (140-86 v. Chr.). Deze oudste schimmen zijn gemaakt uit hoorn en leer, later ook uit goudgeel, geolied papier. Onlangs verraste iemand ons met een dik boek over Chinese schimmen, dat hij in Peking gekocht had. Het Is onleesbaar, maar de kleurenplaten (afb. 1) spreken boekdelen! Vervolgens kennen we de schimmen uit Japan, die eenvoudiger zijn. De Javaanse theaters kennen een lange traditie, met aanvankelijk een religieuze aard en sinds de 11de eeuw bekend als het Wajangspel. Ook komt het schimmenspel (afb. 2) voor bij Arabieren, Perzen, Turken en Egyptenaren.

afb. 2, Reusachtig groot tableau, ondoorschijnend, huid, 2e helft 19e eeuw.

Tussen haakjes, op de Contactdag kregen we twee foto’s van Turks knipwerk uit de 15e en 16e eeuw, genomen in een museum te Istanbul door kinderen van een knipster, wier naam ik niet heb genoteerd! Het Is echt bemoedigend, om elkaar aan informatie en afbeeldingen te helpen!

Verder met de schimmen in Europa; ze doken op in Parijs, waar Rodolphe Salis in 1881 zijn theater Le Chat Noir stichtte. Hier werden episoden uit de geschiedenis van het Franse leger gespeeld. Deze schimmenspelen begonnen heel rustig, vervolgens werd het publiek opgezweept met krijgshaftige muziek en tenslotte verscheen Napoleon ten midden van zijn vazallen en paarden, alles vol leven en beweging. Het schimmentheater werd een publiekstrekker onder Henri Rivière.

In Nederland is vermoedelijk Ko Doncker door Le Chat Noir (afb. 3) geïnspireerd. Hij werd in 1875 in Haarlem geboren, heeft de kunstnijverheidsschool bezocht en zich op de illustratiekunst toegelegd. Doncker noemde zich “volbloed-schimmen-schuiver”. Hij had een theatertje in zijn atelier op de eerste verdieping in de Heulstraat, met twee helpers voor de schimmen en een orkest, dat in de toptijd bestond uit piano, guitaar, fluit, viool, trom en bekkens.

In 1926 is in de Koninklijke Bazar in Den Haag een tentoonstelling gehouden van maskers, marionetten en schimmen, geen grote expositie maar wel van belang als we de opgetogen citaten in Het Vaderland mogen geloven: “Dit is het belangrijkste van deze tentoonstelling: zij heeft iets losgewrongen!” Van de volgende Nederlanders was werk aanwezig: Dr. J.R.B. de Roos (met een verbluffende weelde aan oosterse praal in zijn schimmen) en Frans ter Gast (treffend en pittig).

Het werk van Frans ter Gast wordt een hoogtepunt uit het Nederlandsche schimmenspel genoemd; in de Knip-Pers (1991-4) hebben we al over hem geschreven. Conclusie van de schrijver is: “Dit is een hartverheugende tentoonstelling! Want het brengt ons iets nieuws, iets goeds, iets wat de verbeelding aan het werk zet”. Ook Cornelis Veth van de Haagsche Post pikte het belang van de tentoonstelling op en wijdde er een “uitnemende en kwistige beschouwing” aan in het Kerstnummer van 1926.

In zijn boek Portretten in Silhouetten (Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1966) zet Johan Schwencke een paar kanttekeningen bij de schimmen. Er zijn schimmenspelmakers die het zwart/wit verlaten; gekleurde “glas in lood” ramen maken, de schimmen gekleurde doorzichtige vlakken geven, mechaniekjes aanbrengen, zodat door middel van toetsen en aan de figuren gebonden snaren, bewegingen konden worden gemaakt. Schwencke vraagt zich af of er niet teveel inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van de tegenstelling zwart/wit. Hij zegt dat dán de schim het sterkst is, het mooist en het diepzinnigst. Ook moet hij erkennen dat in zijn ogen de “grote” Frans ter Gast later gekleurd cellofaan aan zijn schimmen toevoegt, waarna hij dan het compromis sluit en zegt “deze zijwegen zijn gevaarlijk en kunnen alleen betreden worden door meesters in het vak”. Voor de oorlog was er dan ook nog de uitgever met zijn passende schuilnaam “Onbramaan”, die schimmen ontwierp bij bekende volksliedjes en sprookjes. Hij gaf mappen met voorgedrukte schimmen uit, waarmee kinderen hun eigen “Theater Plezier” konden maken. Ter inleiding werd op de wijs van Piet Hein gezongen:

Heb je wel gehoord van de heer Ombramaan,
Die vertoont ons de mooiste dingen!
De schimmen die hij voor ons optreden laat
Daar kunnen wij mooi bij zingent
Hoezee! Hoezee! Wij zingen allen mee.
Wij zien hem daar al staan
Die zwarte meester Ombramaan!

afb. 4, Obramaan

Natuurlijk is de creativiteit van het knippen hier op de achtergrond geraakt, maar het ontwerpen van schimmen voor (eigen) verhalen bleef een kunstzinnige bezigheid. Eigenlijk jammer, dat we vrijwel alleen nog maar kunnen lezen over deze vorm van vermaak, zoals in het aanstekelijke hoofdstuk “Schimmen”, uit het boek Poppen, Schimmen, Marionetten door Rico Bulthuis (uitgever Leiter-Nypels, Maastricht 1954), dat we op een boekenmarkt kochten. Het schimmenspel lijkt verdrongen door televisie en andere media, die een meer realistisch beeld geven. Aan onze fantasie wordt weinig meer overgelaten. Toch is ook deze liefhebberij levensvatbaar en tot een boeiende liefhebberij te maken.

Knipster Liesbeth Veldhuysen te Baarn stuurde ons wat copieën uit het boekje Schimmenspel van Joop Coenen (uitgever Sint Joris, ‘s Gravenhage 1957/58); zij raakte zo enthousiast dat ze zelf op Koninginnedag in Soest een schimmenspel “Straatfeest” opvoerde.

Een volgende keer vertellen we het verhaal van Corrie van der Baan, een veelzijdig begaafde vrouw en haar schimmentheaters met wie Elly Stroucken ons in contact heeft gebracht.

Joke en Jan Peter Verhave