Maria Sybilla Merian, KoertenKoerier 1

afb 1, Maria Sebilla Merian door Houbraken, Wiki Commons

In 2015/16 is door middel van een tentoonstelling en enige publicaties stil gestaan bij de 300ste sterfdag van Joanna Koerten. In 2017 was het de beurt aan een andere, zeer befaamde, 17de eeuwse kunstenares: Maria Sybilla Merian. Er werd in het Cromhouthuis in Amsterdam een tentoonstelling “De Schatkamer Collectie. Werken van Maria Sibylla Merian” gehouden en er vond in de hoofdstad een symposium plaats, georganiseerd door de Merian Society.[i]

afb 2, Maria Sybille Merian – David van der_Plaas, J.C. Weyerman, Wiki Commons

afb 3. Maria Sybilla_Merian, anoniem, Wiki Commons

Maria Merian (1647-1717) [1,3][ii] leverde een interessante bijdrage aan het Stamboek van Koerten. In de onmisbare Testas catalogus[iii] vinden we in het Konst-Boek, Letter B. vermeld:
13. Bloemen en Vrugten, uitvoerig in Miniatuur, getekent door M.Meriaan.
15. Het Portrait van Maria Sebilla Merian, getekent door Gesellen, en een Tekening met Vrugten, op een dubbeld Blad, getekent door M.S.Merian.
16. Het Portrait van Juffrouw Merian, door Houbraken, met Root aard getekent, en een Krans van Bloemen daar onder, door Juffrouw Merian.

Merian geeft haar bijdrage aan het Stamboek aan in een vierregelig gedicht, dat in beide versies van de Lofdichten is opgenomen. [4,5]

Het zijn de dochters van Maria Johnna Helena, getrouwd met J.H.Herolt en Dorothea Maria Merian. Ze laten dat in het gedicht ook weten: “Dies komt een Moeder, nevens haar/Twee Dochters, tot een dankbaar teken,/U offren deez’penseelestreeken”.

Maria Sybilla Merian, geboren in 1647 in het Duitse Frankfurt am Main, arriveerde begin jaren negentig in Amsterdam. Ze was afkomstig van de labadistengemeenschap Waltha State in het Friese Wiewerd waar zij zich in 1685 bij had aangesloten. Zij verbleef daar zonder haar man Johann Andreas Graf (1637-1701) met wie zij in 1665 was getrouwd, in 1692 scheidde het echtpaar. Uit dat huwelijk werden twee dochters Johanna Helena (1668) en Dorothea Maria (1678)[iv] geboren. Die dochters kwamen mee naar Amsterdam. In Amsterdam begon Maria een handel in geprepareerde insecten en verfstoffen. In opdracht van Agnes Block maakte zij verscheidene botanische aquarellen. Verder ging zij door met haar natuurhistorisch onderzoek en wist als bekend kunstenares en onderzoekster in contact te komen met verzamelaars als Nicolaas en Jonas Witsen, Casparus Commelin en Frederick Ruysch. Zij zag dat in hun verzamelingen wel veel insecten en vlinders voorkwamen, maar dat zij niet lieten zien hoe zij uit rupsen waren ontstaan. Daarom besloot zij zelf voor onderzoek naar Suriname te gaan en verkocht om de reis te bekostigen haar tekeningen en geprepareerde insecten. Met dochter Dorothea Maria vertrok zij in 1699 naar de labadistenplantage Providentia en later Paramaribo. Daar verzamelden ze veel materiaal: insecten, vruchten en planten. Beide vrouwen kweekten die dan op en maakten beschrijvingen en tekeningen. Eerder dan gepland keerden ze al in 1701 weer terug met koffers vol materiaal.

Wanneer Merian (en haar dochters) Koerten hebben bezocht is niet bekend. Dat kan al in de jaren negentig zijn geweest, voor het vertrek naar Suriname. De naam van Koerten ging in dat decennium ongetwijfeld in de stad rond. Ze maakte kunstwerken uit papier op een bijzondere manier, was een ambitieuze kunstenaar gesteund door haar man en portretteerde belangrijke figuren. Niet voor niets kwamen de Duitse reiziger en kunstkenner Zacharias von Uffenbach (in 1705 en 1711) en tsaar Peter de Grote (begeleid door burgemeester Nicolaas Witsen in 1697) bij haar op bezoek. Bovendien was het papierknippen Merian zeker niet onbekend. Zij verbleef lange tijd in de labadistengemeenschap waarvan ook Anna Maria van Schurman deel uit had gemaakt en maakte in opdracht tekeningen voor Agnetha Block. Beide vrouwen hebben naast vele andere zaken zich ook met papierknippen bezig gehouden. Ook was Merian natuurlijk bekend met werk van haar collega onderzoeker/publicist Stephan Blankaart, van wie bekend is dat hij ook papierknipwerk heeft gemaakt.

Dit betekent echter niet dat de Merian gedichten in die periode zijn geschreven en de tekeningen aan Koertens verzameling werd toegevoegd. Meer moet worden gedacht aan omstreeks 1714, de tijd dat Maria werd getroffen door een beroerte die haar functioneren belemmerde. Het was ook kort voor het overlijden van Koerten. Het zou kunnen verklaren dat het gedicht van Koerten maar zeer kort is, al zijn er natuurlijk wel meer korte gedichten in de Lofdichtenversies afgedrukt. En waarom haar dochters een penseelvrucht voor haar schreven Over die gedichten is nog wel het een en ander te vertellen.

Merian zelf hoopt in haar Penseelvrucht dat het Penseelooft dat zij Koerten heeft geschonken in haar Eerboek mee mag pronken. Zij gebruikt dus niet de benaming Stamboek maar is er kennelijk wel van op de hoogte dat Koertens kunstzinnige nalatenschap in boekvorm zal worden bewaard. Haar dochters schrijven dat Merians penseelstreken gezien moeten worden als een “zinnebeelt”. Het is een schets van fruit, bloemen en wormen. Fruit en bloemen zullen bederven, maar doorgroeien door hun vruchtbaar zaad. De rups (worm) wordt een popje om daarna (als vlinder) omhoog te zweven. En dat geldt dus ook voor de kunst van Koerten. Die heeft gebloeid, is als een rijpe vrucht volgroeid, eerst klein van waarde zal zij zich herschapen verheffen en zich ter vlugt op snelle vleugels door de lucht verspreiden naar alle vier windgewesten. Na haar dood zal dat met meer glans gepaard gaan en ten hemel vliegen in de vreugde die vooraf Koertens ziel verheugde. Waarbij het verleidelijk is te veronderstellen dat het hier gaat om een voorbode van Koertens verscheiden en de eeuwige roem daarna.

In de Testas catalogus zijn er in Konst-Boek, letter B zijn drie nummers die te maken hebben met Merian, maar het gaat om vier werken.
In de eerste plaats een tekening (nr. 13) van “Bloemen en Vrugten, uitvoerig in Miniatuur” van de hand van Merian. Nr. 15 is het portret van Merian, getekend door Gesellen en een tekening van “Vrugten, op een dubbeld blad”, getekend door Maria Merian.
Tenslotte (nr. 16) het portret van Merian in rood krijt, getekend door Houbraken met daaronder een getekende “Krans van Bloemen” door Merian zelf.
De roodkrijt tekening zal zijn gemaakt door Jakob Houbraken die ook een mogelijk vergelijkbaar dubbelportret in rood tekende van Anna Maria van Schurman en Joanna Koerten.[6] Met portrettist Gesellen zal bedoeld zijn Georg Gsell, de echtgenoot van Merians dochter Dorothea Maria (Graf).[v]

De verblijfplaats van deze kunstwerken -als ze al bewaard zijn gebleven- is niet bekend, Plomp noemt in zijn artikel geen verzameling(en) en ook latere naspeuringen hebben tot nu toe niets opgeleverd. Dat geldt ook voor de vergelijkbare “Schotel met diverse Vrugten” uitvoerig in Oost-indische inkt getekend door Anna Maria van Schurman, dat tussen de Merian stukken als nummer 14 van Konstboek Letter B wordt vermeldt.

Om toch een idee te kunnen krijgen van hoe het werk er heeft kunnen uitzien kunnen vergelijkingen worden gemaakt met ander werk van de betrokken kunstenaars. Genoemd werd al het roodkrijt portretwerk van Houbraken en een ander door hem gemaakt portret van Merian. De onder dit portret gemaakte tekening “Krans van Bloemen” zou overeen kunnen komen met de tekening van een bloemenkrans die zich bevindt in de collectie van de Artis Bibliotheek.[vi]

Om een indruk te krijgen van vruchten, bloemen en insecten zijn vele voorbeelden voorhanden, maar de bewuste exemplaren uit Koertens Stamboek zijn tot nu toe niet geïdentificeerd. Tenslotte het portret van Merian door Georg Gsell. Dit zou te vergelijken zijn met een door hem gemaakte tekening, met pen in gewassen bruine inkt, die zich heeft bevonden in een verzameling in Array, maar daar niet meer aanwezig is. Deze tekening heeft echter een slecht leesbaar onderschrift. [7][vii]

Noten
[i] Bert van de Roemer/Tom van der Molen, Maria Sibylla Merian. De schatkamercollectie, Amsterdam 2017.
[ii] Els Kloek (red.), 1001 vrouwen, nr. 338; recources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon.
[iii] Henk van Ark, “De onmisbare catalogus”, Welkom in Papyria 5 (2013), p.60.
[iv] Een goede publicatie over Merian en haar dochters is: Ella Reitsma, Maria Sibylla Merian & Dochters. Vrouwenlevens tussen kunst en wetenschap, Zwolle 2008.
[v] Georg Gsell (1673-1740). Gsell was een Zwitserse barokschilder, kunstadviseur en kunsthandelaar. Hij was hofschilder van Peter de Grote. Zie: Otto Gsell, “Georg Gsell (1673-1740). Hofmaler Peters des Grossen” in: St. Galler Kultur und Geschichte Band, 11, 1981/1984, p.317-358.
[vi] Vermeld door Michiel Plomp in “De portretten uit het Stamboek voor Joanna Koerten (1650-1715)”, Leids Kunsthistorisch Jaarboek 8 (1989), p.341, noot 13.
[vii] RKD Images 121970/IB 2014361.

Aoor Henk van Ark, dit artikel verscheen eerder in de Koertenkoerier, najaar 2017.
Uitgave van Stichting W.Tj. Lever.
Afbeeldingen 1,2 en 3 en de vruchten: Wiki Commons