Manna de Wijs-Mouton, Knip-Pers 2000-3

Snoepwinkeltje

In de donkere straat
waar het belletje gaat,
Kletst ’t deurtje al rinkelend open
Komen in ’t kamertje klein
Bij ’t lampenschijn
De kleutertjes binnen geslopen.En ’n dappere vent
In zijn knuistje een cent,
Stapt naar voor en blijft grinnikend zwijgen.
Tot de koopvrouw geleerd,
Zijn fortuin inspecteert,
En vertelt wat hij daarvoor kan krijgen.

’t Is ’n reep zwarte drop,
Koek met suiker er op
Een kleurbal, een zuurbal, een wafel
Een zoethouten stok
Of ’n kleurige brok
’t Ligt alles bijeen op de tafel.

Als de kapitalist
Zich wat dikwijls vergist,
De koek en de suiker beduimelt,
scheldt de juffrouw verwoed,
Dat ie ’t kost’lijke goed
Met zijn smerige vingers verkruimelt.De kleuter verbaasd,
Dat de juffrouw zoo raast,
Smoest stiekum wat met zijn kornuiten.
De keus wordt bepaald,
De kleurbal betaald,
Dan schooien zij slent’rend naar buiten.

In de donkere straat
waar ’t troepje nu gaat,
Wordt hevig gewikt en gewogen;
Dan ruilen z’om beurt,
tot de bal is verkleurd,
En hun rijkdom illusie is vervlogen.

 M.A. de Wijs-Mouton

afb. 1, Rieny van Beek, silhouet van Marie Janne als 18 jarige studente aan de Haagse Academie (1888), geknipt door Rieny van Beek naar een foto. Manna de Wijs-Mouton, vertolker van het levenslied

Het lied ‘Snoepwinkeltje’ zong mijn moeder vaak toen ik een kind was. Het lied is gemaakt door Manna de Wijs‑Mouton, en is door Pisuisse in 1918 in het Concertgebouw van Amsterdam gezongen tijdens een voorstelling in de kleine zaal, waardoor het bekendheid kreeg. Mijn moeder, in 1918 in Amsterdam geboren, kon dit lied als vierjarig kind zingen. Zij had het geleerd toen zij enige tijd bij een tante logeerde en thuisgekomen, mocht zij op een stoel staan om het liedje voor haar grote broers en zussen te zingen.

Manna de Wijs‑Mouton was chansonnière, die haar liedjes zelf dichtte en zong op vele liefdadigheidsmatinées en verschillende soirées in het begin van de 20ste eeuw. Zij trad altijd op in een eenvoudige zwarte, hoog aan de hals gesloten japon, en juist deze simpele kleding harmoniseerde uitstekend bij de zuivere eenvoud van haar optreden. Zij had een expressieve manier van zingen en begeleidde zichzelf met vaardige vingers op de gitaar.

afb, 2, Eduard Josbolt, tekening, portret van Manna, december 1927

“Alles is even fris wat haar tekst en melodieën betreft”, aldus Ida Gerhard. Naast het dichten en zingen bezat Manna nog andere kunstzinnige gaven: boetseren, tekenen, papierknippen en het bewerken van griffels.

Manna de Wijs‑Mouton was de artiestennaam van Marie‑Janne Mouton, geboren in 1873 in Den Haag. Haar vader was architect en haar moeder voelde zich aangetrokken tot de kunst. Haar ouderlijk huis was een middelpunt voor vele kunstenaars uit de Haagse School, zoals Mesdag en de gebroeders Maris. Regelmatig verzamelde moeder op een avond haar negen kinderen en de vele gasten om zich heen. Er werden dan liederen gezongen begeleid door piano en gitaar. Marie‑Janne kwam zo van jongs af aan in contact met kunst en cultuur.

Op school deed zij niet zo goed haar best, zodat de onderwijzer zei dat zij dom was en nooit aandacht bij de les had. In werkelijkheid waren haar gedachten bij de gedichtjes die zij in haar hoofd had en die zij in ‘het blauwe schrift’ schreef. Vanaf haar achtste jaar schreef zij gedichtjes die zij angstvallig verstopte. Toen haar moeder een aantal jaren later haar schrift met gedichtjes ontdekte en deze liet publiceren in een plaatselijke kindercourant, was Marie‑Janne zo ontstemd dat ze lange tijd geen gedichtjes meer wilde maken.

afb. 3, Manna de Wijs-Mouton, versieringen met zwart potlood, 20 x 18 cm

Op een dag werd zij ernstig ziek door loodvergiftiging. Op de zolder ontdekte men een grote verzameling geboetseerde dieren van stopverf. Marie‑Janne vroeg namelijk aan iedere huisschilder die voor haar vader werkte een bal stofverf en daarvan maakte zij op zolder de figuurtjes waarbij ze voortdurend aan haar vingers likte om het plakken van de stopverf tegen te gaan. Toen zij weer beter was, mocht zij, vooral op aandringen van haar broer Pieter, naar de tekenacademie. Zij was een vrolijke en levenslustige leerling en haalde graag dolle streken uit. Er was een leraar die de gewoonte had zijn hoed aan een spijker te hangen. Marie‑Janne trok op een keer de spijker uit de muur en tekende er één voor in de plaats, zo realistisch dat het een echte spijker leek. De volgende dag wilde de leraar zijn hoed aan de spijker hangen, maar tot zijn verbazing en uitbundige pret van de leerlingen viel de hoed op de grond.

afb 4, Manna de Wijs-Mouton, versieringen met zwart potlood, 18 x 15 cm

Door ziekte moest zij de opleiding aan de Haagse Academie afbreken en kreeg zij onderricht van de beeldhouwer Pieter Odé. Later ging zij zich toeleggen op het maken van miniatuurfiguurtjes uit was. Door het samenvoegen van bijenwas, waxine, kleurstof en wat gips vond zij de ideale grondstof om haar wassen beeldjes te maken. Zij boetseerde ruim 300 beeldjes, voornamelijk kinderfiguurtjes, die zelfs internationaal bekendheid genoten en op tentoonstellingen in Nederland, Amerika, Engeland, Duitsland en Frankrijk te zien waren.

Er is een exemplaar van het Engelse damesmodeblad ‘The Sketch’ uit 1930 bewaard gebleven waarin een advertentie staat met afbeeldingen van haar wassen beeldjes.

Op 30 juli 1896 trouwde Marie‑Janne met Jean Esaîe Christienne de Wijs. Zowel Jean als Manna zongen en begeleidden zichzelf op de gitaar. Bekend is een optreden bij het Haagsch Toneel met Manna als ‘De Verklede Troubadour’, in navolging van haar overgrootvader Charles Louis Mouton, wiens portret in het Louvre hangt en die zijn liedjes, begeleid door een luit, ten gehore bracht aan het hof van Lodewijk de Veertiende.

Manna schreef meer dan 180 liedjes en componeerde voor vele een melodie daarbij. Zij had als meisje op de Haagsche Muziekschool pianoles gehad, maar nam de studie niet zo serieus. Later zei ze: “Mijn inspiratie lag op straat en op de markt, bij het dagelijks gebeuren”. Manna en Jean kregen twee zonen en na 17 gelukkige huwelijksjaren kwam daar een einde aan door het plotselinge overlijden van Jean. Manna stond nu alleen voor de opvoeding van haar zonen, die haar voortdurend stimuleerden om vooral liedjes te blijven schrijven.

Door bemiddeling van de dichteres Marie Boddaert kwam zij in aanraking met Catharina van Rennes die tijdens enkele voorstellingen in Den Haag, Amsterdam en Utrecht liedjes van Manna ten gehore bracht. De uitgever van Catharina raakte geïnteresseerd in het werk van Manna en in 1914 verscheen haar eerste liedbundel, gevolgd door nog zeven bundels in de jaren daarna.

De vierde liedbundel droeg zij op aan haar zonen Jan en Marten-Arie de Wijs. Voor de zevende en achtste bundel schreef haar zus Anna de pianobegeleiding. De acht liedbundels bevatten samen 60 liedjes en zijn geïllustreerd met afbeeldingen van haar wassen beeldjes, tekeningen en papierknipsels.

afb. 5, Manna de Wijs-Mouton, 15 x 11 cm

Haar levensliedjes horen thuis in het genre Hollandse Kleinkunst. Zij gaf veel optredens in het land, maar altijd in kleine kring, waardoor de liederen beter tot hun recht kwamen. Zelf zegt zij ervan: “’t Zijn ook stille liedjes, ze staan op zichzelf”. Ook anderen zongen haar liedjes, zoals Pisuisse, die haar liedjes introduceerde in de cabaretwereld, en Wim Sonneveld, die jarenlang ’t Schooiertje met veel succes uitvoerde.

In latere tijden brachten Marie‑Cécile Moerdijk, Jasperina de Jong en anderen haar liedjes tot een frisse vertolking. Manna componeerde voor de Nederlandse Padvindersbeweging een padvindersmars Hoort! zegt het voort. Verder voor de meisjesgezellen een revue en een zangspel. Voor de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen schreef zij het Bondslied; de muziek is van haar zoon Jan.

De laatste jaren van haar leven bracht zij door in haar landhuis ‘Huize Sonnemaire’ te Eerbeek, waar zij samen met Mw. E. Gelderman, de dochter van Marie Boddaert, woonde. In 1947 stierf zij op 74‑jarige leeftijd.

Het knipwerk van Manna is gemaakt van wit perkamentachtig papier en bevindt zich op een donkerblauwe ondergrond. Het is versierd met prik- en snijwerk of er zijn versieringen met zwart potlood ingetekend.

afb 6, Manna de Wijs-Mouton, versierd met prik-en sijwerk, 28 x 21 cm

De knipsels bestaan uit fijne ornamenten met slingers en guirlandes en zijn zuiver decoratief, soms is er een middengedeelte in ovaal of vierkant uitgespaard. Eén knipsel heeft in het midden een geknipte voorstelling, de rand eromheen is versierd met prikwerk en is opgebold, zodat er reliëf ontstaat (afb. 5).

Zij maakte ook driedimensionale werkjes zoals een zeilschip, gemaakt van kleine stukjes wit papier, opgebold en ingetekend en in een kastje achter glas geplaatst. In haar nalatenschap bevinden zich ook twee bidprentjes, ingekleurd met waterverf, beiden in hetzelfde patroon geknipt. Het ene laat in het medaillon in het midden Jezus en het kruis zien en in de banier eronder de tekst ‘Ecce Homo’ (zie de mens). Het andere toont Maria met de tekst ‘Mater Dolorosa’ (Moeder der Smarten). Het is niet duidelijk of Manna deze zelf geknipt of ingekleurd heeft.

Rieny van Beek

Bronnen:
Pieter Vis: Biografie Manna de Wijs‑Mouton, van levenslied tot cabaret (windter 1987-1988).
Bekende luisterliedjes van Manna de Wijs‑Mouton, 25 liedjes uitgebracht op een LP in 1988 door Pieter Vis.

Met dank aan Greet en Hugo de Wijs voor het beschikbaar stellen van het materiaal.

afb. 7, Rieny van Beek, rozenrand geknipt rondom gedicht Rozen van Manna, 24 x 15 cm