Johanna Koerten, Knip-Pers 1994-2

“Wat Men willigh doet, valt uyttermaten goet.”
Uit de map: ‘papieren snykonst van juffr. Joanna Koerten’.

afb. 1, Foto beschikbaar gesteld door Sotheby’s, Amsterdam.

Door een gelukkig toeval werden in een map in een particuliere collectie papierknipsels van Johanna Koerten, en bladen uit het ter ere van haar samengestelde ‘Stamboek’ ontdekt. Dankzij de gastvrijheid van de bezitters werd ik in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van deze collectie.

Johanna Koerten (Amsterdam 1650-1715), in 1691 gehuwd met de Amsterdamse koopman Adriaan Blok, werd tijdens haar leven en in de eeuwen daarna geroemd om haar papierknipkunst. Over haar leven en haar werken werd al veel gepubliceerd. Het was dan ook een verrassing om in deze map tot nu toe onbekend werk van haar hand te ontdekken en op tot nu toe onbekende gegevens te stuiten.
Buiten de knipsels en de stamboekbladen bezit de verzamelaar ook een uitgave van het gedrukte ‘Stamboek’ uit 1735, met aantekeningen van de toenmalige bezitter, de heer A.J. van Eyndhoven. Uit de aantekeningen van de heer Van Eyndhoven blijkt onder andere dat hij in 1860 had kunnen aankopen twee originele bladen uit het ‘Stamboek’ van Johanna Koerten. Hij betaalde daarvoor respectievelijk fl 1,25 en fl 2,- (in die tijd was ‘twee gulden’ ongeveer een dagloon). Verder blijkt dat hij verschillende knipwerken van Johanna Koerten op een tentoonstelling en bij een verzamelaar had mogen bewonderen.
De eerstgenoemde twee door de heer Van Eyndhoven aangekochte stamboekbladen bevinden zich thans, met vele andere originele bladen uit het Stamboek, in deze particuliere collectie. Het zijn witte vellen papier in verschillende maten, met lofdichten, voorzien van een kader en op bruin papier geplakt. Een blad uit het Stamboek, met spreuken van N. van Suchtelen en Sybrant Schagen (grootte 34,5 x 22,5 cm), bevat een tekening uit 1694 van Jan Goeree, waarin de spreuk: ”t Geen seldzaam is, is duur. Niet hoe veel, maar hoe eêl”

J.D.C. van Dokkum geeft in een artikel in 1915 een overzicht van de werken van Johanna Koerten. Dit overzicht kan nu worden uitgebreid met de geknipte portretten van: Doctor David van Hoogstraten, keizer Leopoldus van Oostenrijk, Alexander de Groote en de zoon van Johan de Witt. Want bij het doorlezen van de lofdichten “Op Juff. Joanna Koerten doorluchtige kunst geleerde papiersnijdster van Amsterdam” blijkt dat Johanna ook deze personen geportretteerd moet hebben. Niet alleen moeten de portretten van Johanna goed gelijkend zijn geweest, zij moet ook een goed gevoel voor humor hebben gehad. Zie het in de 19de eeuw aan haar toegeschreven wapenknipsel voor P. Muyskens (afb. 2).

afb. 2, Johanna Koerten, wapenknipsels voor P. Muyskens, afm. 12 x 11 cm

Menig kunstenaar portretteerde Johanna op zijn beurt of maakte een allegorie op haar, Op een niet gesigneerde gravure wordt het portret van Johanna om geven door vijf putti, waarvan één met een schaar en een ander met een knipwerkje in de hand (afb. 3).

afb. 3, Johanna Koerten

Zo’n portret werd vaak gemaakt naar aanleiding van een door haar vervaardigd stuk. Zo moet Johanna eens ‘een papier kunstschip’ hebben gemaakt want dat wordt in verschillende gedichten genoemd. Het stuk dat Johanna I maakte van het IJ te Amsterdam en dat ook genoemd wordt door Van Dokkum, wordt door J. Vollenhove in zijn lofdicht “Op De AFBEELDINGEN IN PAPIER door De Knipschaar Van Joffrou JOANNA KOERTEN, Huisvrou van Den E. ADRIAAN BLOK” prachtig beschreven:

“…en wie ziet Zyn oog niet blint aan zeilen op de Stromen Voor Amsterdam, verflauwende in het verschiet?
Het boomhout schynt te schudden, en zyn blaren Niet stil te staan:
gy zout geloven, dat De vloet ook van den Ystroom met zyn baren
Waarachtig schuimt, en kiel by kiel bespat.”

Het lofdicht beslaat drie vellen en wordt afgesloten met een tekening van Jan Goeree (1670-1731). “Uit kleine arbeit grote Roem”, staat onder de tekening geschreven (afb. 4). Het stelt het kabinet van een papierknipkunstenaar voor. De afgebeelde personen zijn gekleed in gewaden uit de oudheid. In die tijd was men zeer geïnteresseerd in de ‘oudheid’. Het valt in menig lofdicht te lezen en het blijkt ook uit een andere allegorische tekening van Jan Goeree die hij in 1694 maakte.

afb. 4, Jan Goeree, Uit kleine arbeit grote roem

In het door van Dokkum gemaakte overzicht van de werken van Johanna Koerten worden ook mythologische voorstellingen genoemd. Buiten de door hem genoemde, maakte Johanna nog twee knipsels niet dergelijke voorstellingen. Eén van Phidias (beroemd beeldhouwer uit de Griekse oudheid), en het laatste knipte zij in een open granaatappel, gevormd door twee hoornen des overvloeds (afb. 5). Pyramus en Thisbe mochten van hun families geen omgang met elkaar hebben. Toch spraken zij af elkaar te ontmoeten bij een fontein onder een moerbeiboom, buiten de stad. Thisbe was veel te vroeg ter plaatse en werd door een leeuw verjaagd die, na een os te hebben verscheurd, daar kwam om te drinken. Zij verloor haar sluier tijdens de vlucht. Pyramus meende bij het zien van de met bloed besmeurde sluier, dat zijn geliefde door de leeuw was verscheurd. Hij doorstak zichzelf met zijn zwaard. Toen Thisbe zijn lijk aantrof stortte ook zij zich in wanhoop in het zwaard. Het verhaal van Pyramus en Thisbe werd in de 16de en 17de eeuw vele malen afgebeeld. Zowel in de beeldende kunst als in de literatuur en op het toneel was dit thema een populair onderwerp. Johanna knipte en sneed dit stukje in 1709. Rechts naast de fontein met het figuur van Neptunus staat een brullende leeuw, links naast het lijk van Pyramus staat Thisbe die zich met het zwaard doorboort.

afb. 5, Johanna Koerten, open granaatappel, gevormd door twee hoornen des overvloeds

In de map werd ook nog aangetroffen een vaas met bloemen, waarin in de vaas een kwaadaardig gezicht te herkennen valt (afb. 6). In het eerder genoemde artikel van Van Dokkum met overzicht van de werken van Johanna Koerten, wordt ook een bloemvaas aangehaald, die geknipt zou zijn naar een werk van Huyszoon, en overeenkomt met dit snijwerkje. In de schilder- en prentkunst was het in die tijd niet ongebruikelijk om in vazen, urnen enzovoort, gezichten af te beelden. Zij hadden vooral een decoratieve functie. Het bloemstuk en het stuk van Pyramus zijn van hetzelfde soort papier gemaakt en op eenzelfde manier met mesje en schaar bewerkt.

afb. 6, Johanna Koerten, vaas met bloemen, waarin in de vaas een kwaadaardig gezicht, een grotesk

Verder trof ik nog een beschadigd knipwerkje en een wapentje aan. Het beschadigde knipwerk is een bloemenruiker met een strik, omgeven door een slang die zijn staart in de bek heeft. Het zinnebeeld voor het eeuwige leven. In het boeket is de letter A verwerkt. Het stukje is niet gedateerd en niet gesigneerd (afb. 7). Dit werkje vertoont grote overeenkomst met een in 1703 gemaakt knipwerkje in medaillon, dat zich bevindt in de collectie van het Victoria & Albert Museum te Londen en aan Johanna Koerten werd toegeschreven.

afb. 7, toegeschreven aan Johanna Koerten, boeket met A in ourobouros, Victoria ad Albertmuseum, Londen

Het wapenknipsel, waarover geen zekerheid bestaat of het haar eigen wapen is en of het door haar gemaakt is, bestaat uit zes losse knipwerkjes, geplakt op zwarte zijde (afb. 8). Omdat Johanna Veel met zijde werkte, zou het kunnen zijn dat zij de erg kleine knipseltjes op zijde heeft geplakt.

afb. 8, mogelijk Johanna Koerten, wit op zwarte zijde

Uit het beknopte levensverhaal van Johanna Koerten blijkt dat zij vele navolgers had in de papierensnykonst, maar dat de meesten al vrij snel stopten omdat het teveel tijd in beslag nam en zij last van hun ogen kregen. Bij het bekijken van de inderdaad uiterst fijne en kleine werkjes van Johanna Koerten vormt zich dan ook de gedachte, dat Johanna wel eens bijziend geweest zou kunnen zijn.
Johanna was al bekend om haar papieren snijkonst voor zij op 11 november 1691 in het huwelijk trad met Adriaan Blok. Verwonderlijk is het dan ook niet dat, volgens overlevering, in het bruiloftsgedicht door M. van der Heij een origineel knipwerkje moet hebben gezeten. Helaas is alleen het originele gedicht met bruiloftszang bewaard gebleven, het knipseltje is verdwenen.

Niet alleen tijdens haar leven werd Johanna Koerten geëerd. In 1718, drie jaar na haar overlijden, maakte de Hoornse aquarellist Herman Henstenburgh een bloemenstilleven met een latijns gedicht, waarvan de vertaling luidt:
“Zoals een bloem wordt afgerukt voor haar parfum of door de aanstormende wind en regen, zo is Johanna Curtenia, die bloeide door de gaven van haar geest en door haar schitterende kunst uiteindelijk van haar verblijfplaats verdreven”. (afb. 1)

Onbekend was wat er na het overlijden van Johanna en haar echtgenoot met het Stamboek gebeurd was. Nu blijkt dat het in 1758 in het bezit was van de heer Pieter Testas de Jonge uit Amsterdam, waarna het uiteindelijk uiteen viel en op veilingen werd aangeboden.

Tonny Jurriaans

Afb. 2 t/m 8: Fotografie T. de Beer