Joanna Koerten en Peter de Grote, Nieuwsbrief 2005-3/4

Voor de Amsterdamse papierknipster Joanna Koerten (1650-1715) moet 1697 een bijzonder jaar zijn geweest. Zij maakte in dat jaar het knipsel “De Romeinse Vrijheid” dat kunstenaars in die tijd tot een van haar belangrijkste werken rekenden. De centrale voorstelling van dit knipwerk is een vrouwenfiguur (de personificatie van de Vrijheid in het oude Rome), gezeten op een zetel in een nis op een sokkel, waarop Romulus en Remus -de stichters van Rome- zijn afgebeeld met de wolvin die de tweeling voedde. De voorstelling wordt geflankeerd door tweemaal zes Romeinse keizers; de portretten zijn gemaakt naar voorbeeld van antieke munten, zoals die bijvoorbeeld zijn afgebeeld in de uitgave van Michael Oudaan uit 1670.

Hieronder is door Koerten met een pennemesje uit het witte papier gesneden gedicht te zien, in iedere regel wordt steeds een van de afgebeelde keizers met zijn vaak (negatieve) kwaliteiten vermeld. Het gedicht is van de band van Abraham Boogaart, het is ook afgedrukt (met kleine wijzigingen) in de Lofdichtenuitgave van 1736.

Deze Bogaart, geschiedkundige en dichter, publiceerde in 1697 het boek “De Roomsche Monarchy” over de geschiedenis van Rome. De mooie uitgave is geïllustreerd met een portret van Bogaart diverse gravures (onder andere van Jan Luyken) en gegraveerde portretten van alle Romeinse/Roomse keizers. Omdat tekst en afbeeldingen al in 1696 gereed waren is aannemelijk dat het verschijnen van deze uitgave voor Joanna aanleiding is geweest haar knipsel “De Romeinse Vrijheid” (ook wel genoemd “De Twaalf Keizers”) te vervaardigen.

     

“De Romeinse Vrijheid” is afgebeeld op de tekening die Jan Goeree in 1708 maakte als titelblad voor het handtekeningenboek van Joanna Koerten. De knipster hield een handtekeningenboek van bezoekers bij, zoals zo vele andere collectioneurs met verzamelkabinetten in die tijd. [6]Dit boek heeft deel uitgemaakt van het “Stamboek” van Koerten, dit was de hele verzameling aan knipsels, lofdichten, tekeningen, schilderijen en handtekeningen, zoals die nog is beschreven door Pieter de la Rue 1735.

                 

Op de tekening van Goeree, waarbij David van Hoogstraten een beschrijving heeft gemaakt, zien we onder meer de godin van de kunsten Minerva, Apollo met de harp (god van de dichtkunst), het schaartje van Koerten, opgenomen in een lauwerkrans en slag en haar portret, gedragen door putti, vergezeld door de Faam, die de beroemdheid van de knipster uittoetert. Alle figuren en voorwerpen hebben betrekking op leven en werk van Joanna. Onder een boog zien we rechts op het middenplan een gezelschap in oosterse kleding afgebeeld.

Waarschijnlijk zijn dit Peter de Grote en zijn begeleiders. De Czaar van Rusland bezocht met zijn Grote Gezantschap in 1697 Amsterdam. Zijn bezoek aan Koerten is vermeld door Houbraken: “…Dit doen (=het maken van knipsels, red.) maakte zoo veel gerugt, dat alle vreemdelingen belust op ‘t zien van konstige werken, tot Amsterdam komende, haar snywerk met verwondering beschouwden en prezen. Over zulks hebben vele Potentaten, Vorsten en groote Heeren, ja zelfde Czaar Peter Alexewitz haar werk komen zien, en hunne handtekeningen tot haar eere in haar Stamboek gezet…”. Peter de Grote (1672-1725), Czaar van Rusland, verbleef twee keer in Holland. Eerst van augustus 1697 tot mei 1698 en later van december 1716 tot augustus 1717. In Amsterdam bracht hij in 1697 een bezoek aan allerlei verzamelaars, waaronder Jacob de Wilde bezienswaardigheden en interessante personen. Merkwaardig is over zijn bezoek aan Koerten in publicaties over zijn verblijf in Nederland niet of nauwelijks wordt geschreven.

De handtekening van Peter de Grote in het boek van Joanna wordt vermeld in de veilingcatalogus Testas de Jonge (1744/50) en nog uitdrukkelijker in de veiling- catalogus Arrenberg c.s. (1766).

De uitgave van “De Roomsche Monarchy” was voor Koerten aanleiding om haar knipsel “De Romeinse Vrijheid” te maken, zo gold het mogelijk ook voor het vervaardigen van het portret van Peter de Grote na diens bezoek.

Wanneer dit portret is gemaakt is niet duidelijk, maar het zal gemaakt zijn voor 1704, het jaar waarin Petrus Plancius (1645-1704), schrijver van het gedicht onder het portretknipsel, is overleden. Opmerkelijk is wel dat Von Uffenbach schrijft dat hij in 1711 bij Koerten enige nieuwe knipsels heeft kunnen bekijken die hij niet eerder (bij zijn bezoek in 1705) had gezien, waaronder het portret van de Russische vorst. Het gedicht van Plancius (in Latijn) vinden we in de Lofdichtenuitgaven van 1735 en 1736 [13] evenals gedichten van Arnold Moonen en Elias Nolet over hetzelfde portret.

Tot het Stamboek van Koerten (dus de hele verzameling) hebben verder behoord twee portretten van Peter de Grote. Het ene is geschilderd in olieverf op papier door Arnold Boonen (1669-1729), die ook de echtgenote van Peter, Catharina, schilderde. Het tweede is een tekening van Jan Goeree. Het portret van Boonen zou niet veel gelijkenis vertonen met de hoofdfiguur (met Russische bontmuts) op het titelblad van Goeree uit 1708. Dit is echter niet zo verwonderlijk want het gaat hier zeer waarschijnlijk om een nogal geïdealiseerde voorstelling. Zo is het portret van Koerten van het titelblad ook veel fraaier dan andere, bewaarde portretten van deze beroemde papierknipster.

Door Henk van Ark
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 2005-3/4, een uitgave van Stichting W.Tj. Lever.