Gesneden beeste beelden, Knip-Pers 1988-3

In het Paradijsverhaal geeft Adani de dieren hun namen. Door de hele Bijbel heen blijven allerlei dieren een rol spelen en vaak zetten die dieren de mens op z’n nummer. Knippers hebben van zulke verhalen met graagte gebruik gemaakt. Vooral Jan Huyszoon, de Prentenknipper uit Zeeland, heeft veel met dieren opgehad. Een aantal populaire verhalen zullen we de revue laten passeren.

afb. 1 “Van Adani tot Noach”, anoniem, 18e eeuw?, afmeting onbekend, Museum Assen

Na Adam was Noach degene die het beheer over veel dieren had (Genesis 6-8). Het werkstuk van een onbekende is als afb. 1 afgebeeld.

Jan de Prentenknipper heeft zijn veevervoer geknipt en gekleurd en van een wat verfomfaaide tekst voorzien: DE HRK NOAG (op) DEN BERG ERAP (Ararat). Ook Lucas Hagedoorn uit Almelo heeft in 1807 De Zuntvloed geknipt (Schaarkunst, pag. 17, zie ook pag. 27).

Heel bekend is het verhaal van de eigenzinnige profeet Jona, die wegliep van zijn opdracht en in een grote vis tot bezinning kwam (Jona 1-2). Jan de Prentenknipper heeft talloze keren een groen monster afgebeeld, dat JONAS uitspuwt (Schaarkunst voorpagina en pag. 86, 90). Je ziet hem er als het ware uit wegrennen.

Afb. 2, Lucas Hagedoorn, detail van bijbeiknipsel “De raven brengen Elias brood”. Almelo 1810, Museum Almelo.

Een andere profeet op de vlucht was Elia, die na het aanzeggen van een grote droogte bij een beek door de raven werd onderhouden. Ze brachten hem ‘s morgens en ‘s avonds brood en vlees, tot de beek was uitgedroogd (1 Koningen 17). Evenals Lucas Hagedoorn (afb. 2) gebruikte Jan de Prentenknipper ook hier de oude spelling ELIAS (afb. 3) (zie Schaarkunst voorpagina en pag. 86, 90).

afb. 3 Jan de Prentenknipper, bijbellegger met Elia door de raven gevoed en Jonas met de grote vis, gekleurd, 19e eeuw, afm. 10 x 6.5 cm

 

 

 

Arnoldus van Sprang knipte in 1710 een mooie Elia (afb. 4) en ook Pieter Reynders maakte er een omstreeks 1800, in licht reliëf (Schaarkunst, pag. 78). het verhaal is zo aantrekkelijk vanwege de goddelijke zorg om de mens, via de dieren. Om die reden was ook het verhaal van Daniel het uitbeelden waard. Hij wilde aan Darius, de koning van Babel, geen goddelijke eer geven en volgens de wet van Meden en Perzen werd hij voor de leeuwen geworpen (Daniel 6). De hongerige dieren hadden respect voor deze moedige mens en de koning kreeg eerbied voor de God van Daniel (Schaarkunst, voorpagina en pag. 90).

afb. 4 Arnoldus van Sprang, “Elia en de raven”, 1710, 14 x 14 cm, Museum de Lakenhal Leiden

In Daniel 4 staat het verhaal van    voorganger, koning Nebukadnezar, die zijn stad in ogenschouw nam en vol trots zei: “Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb”. Zijn hoogmoed kwam voor de val en in verstandsverbijstering leefde hij tussen de koeien op het land, at gras en verwilderde. Jan de Prentenknipper knipte dit verhaal als een waarschuwing om eenvoudig te blijven en hij kortte eenvoudigweg af NBKNZ of NKNZAR (Schaarkunst, voorpagina en pag. 90). Tenslotte, en we blijven bij Jan die zo thuis was in zijn bijbel, een minder bekend maar al even boeiend verhaal in Numeri 22. De Israëlieten waren op hun zwerftocht dichtbij het beloofde land gekomen en de benarde koning van Moab huurde een vreemde profeet Bileam om de indringers te vervloeken. Maar de ezel van Bileam werkte niet mee omdat die méér zag dan zijn baas. In blinde woede sloeg Bileam erop los en werd toen door zijn dier verwijtend toegesproken (zie Schaarkunst pagina 90 BLA). Een onbekende knipper beeldde dit verhaal in het groot af, met het rijmpje:

“Heeft Gods bevel op ‘t hart geen klem,
Hij straft het door eens beesten stem.”

Dit knipsel was vorig jaar te zien op de tentoonstelling in het Schevenings Museum.
De knippers hebben deze dierenverhalen vast en zeker aangegrepen, omdat ze zo veelzeggend zijn. Medeschepselen, die het redden waard zijn, die zich inzetten, (fig. 3) die zich beheersen, die ons vernederen of tot inkeer brengen. De prentjes waren niet bedoeld om als de votionalia vereerd te worden. Het tweede gebod is daarin duidelijk genoeg geweest: Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken van wat boven in de hemel is, noch van wat onder op de aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen …

Ze kunnen je wel bepalen bij je taak als mens en als kunstenaar!

Joke en Jan Peter Verhave