Elly Nannenga-Bremekamp, Knip-Pers 1997-1

Kunst is een uiting van ontroering
die oveveenkomstlge ontroering opwekt
bij een daartoe ontvankelijke waarneming.

Als een vogel, die plotseling opvliegt…
Op 2 mei 1996 is Elly Nannenga-Bremekamp, na een veelzijdig en tot het eind toe actief leven, overleden. Jarenlang was zij lid van onze vereniging en een wel heel productief knipster. Een enorm aantal knipsels, gebundeld in meer dan 25 ringbanden en gerangschikt naar de vele onderwerpen, zijn er uit haar schaartje gekomen; reeds bij haar leven geschonken aan het Museum voor Knipkunst in Westerbork.

 

Naast mij ligt er één in verschillende blauwtinten: een vogel in een starthouding, klaar voor de grote vlucht … Het is van januari 1996. Toch was dit niet het laatste, de toegift kwam in februari voor Valentijn: Twee engeltjes dragen samen een lila zilveren hart. Na “veel liefs van Valentijn”, schreef ze erbij: “Dit jaar was een Valentijnjaar voor mij!!” Als trouw en enthousiast lid bezocht ze op 15 april nog haar Knipkring Oosterbeek. Ondanks dat zij al enige tijd ziek was, kon niemand op dat moment vermoeden dat dit de laatste keer zou zijn. Op 11 mei op de Contactdag in Den Haag hebben wij haar herdacht.

Achter de persoon Elly Nannenga ging een grote veelzijdigheid schuil. Alleen al als knipster was ze zeer actief, had ze veel ideeën die ze ook uitwerkte en droeg ze haar enthousiasme graag uit. Spontaan en ogenschijnlijk gemakkelijk wist ze met de schaar vorm te geven aan gedachtenspinsels en de dingen om haar heen. Plant en dier vooral, als biologe niet zo verwonderlijk, en portretten, spelende kinderen, bruidsparen; ook grafische probeersels of knipsels met politieke thema’s over de vrouw.

Terwijl ze TV keek kon er plotseling een vonk overspringen: zag ze bijvoorbeeld een dame met een prachtige, zwierige hoed dan lag daar even later een knipsel van ‘op tafel, zomaar uit de losse hand geknipt. Ze tekende meestal niet voor, soms juist ook wel, of schetste alleen de hoofdlijnen voor de vlakverdeling. Ze dééd gewoon en experimenteerde graag, vooral met de stukjes papier die er afvielen. Daar zag ze nog iets in: zoals de gatenkaas en knipte er dan gauw een muisje bij. Voor de gezamenlijke opdracht van de Knip-kring versierde zij eens als enige haar knipsel met de afvallende snippers en bolletjes. Ook een favoriet van haar was het tegelijk knippen van één voorstelling uit twee verschillende kleuren papier. Enkele millimeters van elkaar verschoven op elkaar geplakt, krijgt het knipsel een sneeuw-, schaduw- of ander verrassend effect. Deze pioniersachtige eigenschap is al heel jong aanwezig en zal haar hele leven herkenbaar blijven.

Ze werd in het verre Indië geboren, maar had daar geen herinneringen aan. Toen ze twee was overleden haar moeder en broertje en vertrok ze met haar vader naar Zuid-Afrika, waar ze door een serie juffen werd opgevoed, sommigen lief, maar één helemaal niet. Haar vader hield zielsveel van haar. Aan Afrika had ze dan ook veel prettige herinneringen. Ze maakte verre en avontuurlijke reizen met hem en als negenjarig meisje bestuurde ze zijn Ford! Dat was bittere noodzaak want met zijn tweeën in de wildernis was de overlevingskans, als haar vader iets zou overkomen, afhankelijk van haar rijvaardigheid.

Tijdens die reizen al ontwikkelde zich de bevlogen en systematische verzamelaarster in haar, van stenen, schelpen, vruchten. Haar middelbare schooltijd bracht ze door op een kostschool in Oxford. Daarna keerde ze terug naar Nederland, om in Utrecht biologie te gaan studeren en voor haar plezier een deel geologie. Tot haar huwelijk werkte ze bij Organon, hartje oorlog inmiddels, en ging met haar man in Heelsum wonen. Ze kregen drie dochters en vier kleinkinderen.

Toen in de oorlog bij thuiskomst na een evacuatie bleek dat er van de verzamelingen weinig over was of een deel maanden lang in de tuin gelegen had, begon ze gewoon aan een nieuwe verzameling: van mossen dit keer. Ze had het weliswaar druk in een tijd zonder de gemakken van moderne apparatuur, terwijl ‘s winters de kachels nog met kolen werden gestookt. Maar het zwaarst moest van haar toch het zwaarst wegen: een goede moeder te zijn, die veel met de kinderen deed, zoals voor lezen, tekenen, knippen, plakken, schilderen, kleien, bellen blazen.

Er was een uitgebreide verkleedkist, ze probeerde te stimuleren, eigen creativiteit te ontwikkelen, vooral niet na te tekenen, tenzij naar de natuur, en ongemerkt bracht ze kennis over en techniek bij. Een jaarlijkse traditie werd een lampionnenoptocht en de keukentafel was goed voor een steeds groter wordend poppentheater. Alles zelf bedacht en gemaakt.

Toen de kinderen groter werden en successievelijk uitvlogen, kreeg ze meer tijd. Ze wierp zich, in overleg met haar man – omdat alle literatuur al in huis, maar er in Nederland vrijwel geen onderzoek naar gedaan was – op de ‘Myxomyceten’ (slijmzwammen). Zonder overdrijving kan gezegd worden dat ze op dat gebied werkelijk één van de prominenten is geworden. Met op het juiste moment de steun van haar man, de goede boeken en ideeën, maar vooral haar doorzettingsvermogen, ijver, energie, creativiteit en genialiteit heeft ze een blijvend stempel op de myxomycotologie kunnen achterlaten. Ze heeft een enorme en zeer waardevolle collectie opgebouwd. Ondanks dat ze niet aan een instituut verbonden was had ze contacten met myxomycologen over de hele wereld en was een mentor voor velen, De proceedings van het congres in Madrid zijn tot haar trots en blijdschap aan haar opgedragen.

Ze heeft in die tussentijd diverse banen gehad, les gegeven aan het Nijmeegs Lyceum, een chromosomentelling-project opgezet en op plantensystematiek gewerkt. Ze deinsde er op latere leeftijd niet voor terug publicaties te doen en zich geavanceerd van computer en kopiëerapparaat te bedienen. Tot het laatst bleef ze actief; met schilderen, met het werken aan de wereldmonografie voor myxomyceten, met papierknippen, met contacten in binnen- en buitenland.

 

Toen haar man was overleden kon ze goed solitair bezig zijn maar had ze wel behoefte aan menselijke contacten. Van een erfenis eens een paard gekocht, kwam ze na het rijden en verzorgen van haar lievelingsdier af en toe bij ons lunchen, waarvan ze genoot “als van een klein feestje”, zoals ze zei. Het was voor mij beslist een even groot feest om bij haar thuis te zijn. Er was zoveel te zien, zoveel te ‘beleven’, te bepraten vooral. Als men van het domein van mensen, om in de biologische sfeer te blijven, ook zou kunnen spreken als van een territorium, dan gold dat zeker voor de woonomgeving van Elly Nannenga. Haar huis was als een met kunst en vaardigheid ‘beplante’ ruimte. Rondom, vanaf het plafond tot de vloer, hingen de muren vol met aquarellen, olieverf schilderijen, pentekeningen, heel veel knipwerk en andere kunstuitingen, als afbakening van haar domein: het terrein waarin zijzelf woonde met meubilair en computer.

De meest voorkomende onderwerpen van haar knipwerk zijn al genoemd. Wat haar fantasievolle knipstijl betreft, die was meestal ongecompliceerd, vaak romantisch, soms gestyleerd, hier en daar gedurfd zelfs en af en toe wat kneuterig. Haar kniptechniek was direct herkenbaar: ze knipte Vrij groot, meestal uit A4 formaat, terwijl ze de soms hakkerige en te scherpe randen er gewoon in liet, als specifieke eigenschap en charme van knipwerk. Ze benadrukte steeds dat ze er niet naar streefde om fijn te knippen en de afwerking niet het belangrijkste vond.

Door haar grote productie en uiteenlopende onderwerpen zouden wij een hele Knip-Pers met haar knipsels kunnen vullen. Eén Knip-Pers?

In dit nummer moeten we ons tot slechts een klein gedeelte beperken, een bijna onmogelijke opdracht. Als troost bewaren we de grote ‘rest’ graag voor eens later. Ook blijven er vragen liggen: “Was ze nog niet klaar met dat ene knipsel; wilde ze er nog iets aan toevoegen, had ze geen zin meer of vond ze het juist goed zo?”

Apart vermelden wil ik de hierbij niet afgebeelde gedroogde, dus bruine klimop- of boombladeren waarop ze zwarte knipseltjes plakte. En ook het prachtig gekleurde, met krokussen bedrukte inpakpapier, waarop ze pikkende merels of rondscharrelende egels knipte. Goed voor een persoonlijke attentie. Een pionierster in hart en nieren, gul en hartelijk, dankbaar voor de vriendschappen. En door haar actieve en veelzijdige leven waren er dan ook steeds nieuwe vrienden en kennissen.

Ze sprak met bewondering over het brede scala in de knipkunst, zowel nationaal als internationaal. Ze genoot ervan op tentoonstellingen en in de Knip-Pers. Uit ervaring met de rompslomp rond om haar eigen publicaties en haar met de tijd meegroeiende activiteiten, wist ze waarover ze het had als ze waardering uitsprak voor onze vereniging en ons kwartaalblad. Wij gaan het missen, haar spontane knipwerk, die gulheid, maar zeker ook haar hartelijk meebeleven!

Wij hopen dat de kinderen en kleinkinderen grote troost putten uit deze schat aan herinneringen.

Magda Helms

Het doel van de reis
is niet de herberg aan het einde
van de weg.
maar de reis zelf is het doel.

Chinees gezegde