Een schimmenspel van Ko Doncker, Nieuwsbrief 1995-1

We vonden tussen een grote voorraad silhouetkaarten acht kaarten waarop figuren in silhouet staan afgebeeld met een korte begeleidende tekst.

De achterzijde van de kaarten maak te duidelijk waarom het precies ging.  Deze kaarten maakten deel uit van het door Ko Doncker vervaardigde “paedagogisch schimmenspel” met de titel ‘Rookt nooit te vroeg”.

De firma Salm uit Haarlem gaf de kaarten uit bij (schimmenspel) sigaren. In ieder kistje van 100 stuks zaten twee kaarten, in een kistje van 50 stuks één exemplaar. Het hele spel bestond uit 27 silhouetfiguren (nrs. 1-27), en er was verder een scherm (nr. 28) en een vers met handleiding (nr. 29). De maker van dit spel, Ko Doncker, was een van Nederlands bekendste schimmenschuivers. Een aardige passage over hem is te lezen in het door Otto van Tussenbroek geschreven deel “Speelgoed, marionetten, maskers en schimmenspelen” in de reeks “Toegepaste Kunsten in Nederland” (oorspr. uitgave 1925, 2e ge wijzigde druk 1979):

“KO DONCKER (1875-1917) is het geweest, die op dit gebied ten onzent als het ware school heeft gemaakt. Zijn werk sloot zich onmiddellijk bij dat der fransche meesters aan. Hij was, zooals hij zich zelf noemde volbloed schimmenschuiver. Er was eene groote opgewektheid in hem, welke echter altijd een ondergrond had van diepe melancholie:
Ik zie de schinimen van den dood
in het mistig avondrood
gloedrood
zijn de schimmen van den dood…

Zoo schreef hij eens in een brief aan een zijner vrienden en men wist eigenlijk nooit recht of hij gekheid maakte of dat het hem ernst was. Grotesk, clownesk, dat kon hij zijn in hooge mate; zijn kop en gansche uiterlijk had iets van den clown ,,in politiek” en zijn heen gaan, zoo plotseling, neervallend van zijn rijwiel door hartverlamming op den smallen Zuid-Schalkwijkerweg aan het Spaarne bij Haarlem, was eigenlijk, hoe verdrietig ook, volkomen in zijn lijn.

Daar, in Zuid-Schaikwijk had hij zijn aardige huis en zijn tuin, waarin hij zoo naar hartelust kon scharrelen, tomaten kweekte en eens een zeer makken reiger hield en waar het ten allen tijde goed was te toeven. Maar ook het verhaal van Doncker’s hoed, gevonden door een aan de jaaglijn van zijn schuitgaande schipper, die zijn versleten pet in het Spaarne wierp en met den hoed van den schiminenspeler op den kop moeizaam voortschreed, zooals dat later door een ooggetuige is gedaan, hoezeer past het volkomen in het kader van diens diepste wezen, waarin altijd weer plaats was voor den lach en den traan en waarin ook altijd het lachen en het schreien nauwer aan elkaar verwant waren dan menig een wel kon vermoeden. Hij was… een groot kind.

Aldus was het alsof hij met zijn  kartonnen poppen ,,speelde” en daarin zijn grootste geluk en ontspanning vond. De meest bekende stukken die hij gemaakt heeft en in Haarlem  en later ook in andere steden van ons land vertoonde zijn wel ,,De liefde door alle tijden”; ,,De geschiedenis der schilderkunst” en ,,De geschiedenis der kritiek.” Hij haalde alles erbij, gansch de wereidhistorie van af den eersten tot den laatsten mensch op aarde, Samson en Dalila, Jozef en Potifar; de Koningin van Saba en Koning Salomo; het beleg van Troje en den Sabijnschen maagdenroof, ja wat al niet en het was altijd weer in woord en beeld en passende muziek, een volkomen, vlot loopend en vloeiend geheel. Dat was de groote deugd! Het was alles zoo ongeposeerd en zoo echt en terwijl Doncker dan met zijn geestigen zeggingstrant de door hem gemaakte gedichten voordroeg en tegelijkertijd de voor stelling leidde, waren twee van zijn helpers bezig met de schimmen, welke zij langs het fel verlichte witte doek voortbewogen, terwijl de anderen musiceerden. Het orkest bestond in Doncker’s ,,b!oeitijd” uit piano, guitaar, viool, fluit, trom en bekkens. Alles paste als een bus. En als dan tegen hoog entrée de Haarlemsche beau-monde het smalle trapje opstommelde van het atelier, daar in het oude poortje aan de Heulstraat en de laatst binnenkomende bezoeker het kaarsje op den trap had uitgeblazen en anderen ,,in de zaal” hetzelfde ver donkerend ritueel hadden verricht, dan kon het spel beginnen en was Doncker, in het donker, in zijn element. Na hem zijn vele anderen gekomen, geen heeft hem overtroffen! Dat ligt in hoofdzaak hierin dat Doncker zelf den tekst verzorgde en aldus ontstond er een onverbrekelijk verband tusschen het te vertoonen stuk en het gedicht en de te snijden schimmen.”

In haar boek ‘ Schimmenspel en het spel met schaduwen” (1979) besteedt Hetty Paërl ruime aandacht aan het schimmenspel van Doncker. Ze schrijft: “Erg leuk is het schimmenspel op rijm dat hij voor een sigarenfabrikant maakte: Rook nooit te vroeg. Jantje van der Plas kaapt stiekem sigaren uit het kistje van zijn vader. De jongen rookt zoveel, dat hij helemaal versuft is van de nicotine en op school als domoor voor de klas staat. Eindelijk neemt de dokter hem onder handen, maar Jan kan het roken niet meer laten. En dan volgt de moraal:
Door zijn vreeselijke trek;
Leest, wat akelig gebrek
Uit het rooken voort moet vloeien,
Kleine Jan wil niet meer groeien.

Deze antireclame was nu echt een grap voor Ko Doncker. De fabrikant bezat kennelijk voldoende gevoel voor humor en verpakte het schimmenspelletje met de figuren bij zijn sigaren…“. In het boek van Paërl is ook een gereconstrueerde weergave van het volledige schimmenspel afgebeeld.

Onlangs is in het Historisch Museum Zuid-Kennemerland te Haarlem een tentoonstelling gehouden over leven en werk van Ko Doncker. Ter gelegenheid daarvan verscheen een informatief boekje waarin auteur Kees de Raadt schrijft over de schimmenactiviteiteit van Doncker maar ook over de (reclame)tekeningen en geschriften van de Haarlemse schimmenschuiver. Over “ons” schimmenspel is in deze uitgave (“Haarlemse Verkenningen nr.12) te vinden dat het ook kon worden uitgeknipt en in een album geplakt. Het spel was zo succesvol dat de fabrikant het liet vergroten tot poppen van ca. 60 cm hoog. Die poppen werden voorzien van slangetjes zodat ze konden roken. Er zijn plannen gemaakt om het spel met die poppen (contactschimmen) op te voeren, maar dit schijnt maar een keer te zijn gebeurd (maart 1917 in Groningen). De plotselinge dood van Ko Doncker heeft verdere uitvoeringen verhinderd.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief 1995-1 van Stichting W. Tj. Lever.