Een schaarse kunstenares, Knip-Pers 1989-3

Dit voorjaar was er in het Teylers Museum te Haarlem een tentoonstelling “Portrettisten van Flora”, over Haarlemse schilderessen in de vorige eeuw. Een van hen was Elisabeth Johanna Koning, geboren in 1816, die ook vaardig blijkt te zijn geweest met de schaar. We ontdekten het te laat, maar haar verhaal is toch opmerkelijk genoeg om door te geven.

Dat knippen was zo bijzonder niet, want meisjes uit betere kringen moesten zich op hun taak in het leven voorbereiden en allerlei handvaardigheden oefenen. Men vond dit soort van geknutsel overigens typisch iets voor meisjes. Hildebrand, de Haarlemse schrijver van de “Camera Obscura”, probeerde de overbezorgde moeders ervan te overtuigen dat ze hun jongens niet zo tuttig moesten opvoeden: “gij laat hem doosjes leren plakken en nuffige knipsels maken”. Dat was misschien nog iets voor een bleekneuzig enig zoontje met blauwe kringen onder de ogen, maar niets voor een Hollandse jongen!

Bij Betsie was er toch wel iets bijzonders aan de hand: ze was gehandicapt geboren, met een gedeeltelijk ontwikkelde rechterarm, zonder hand. Toch was ze een gezonde meid, die zich goed kon handhaven tussen haar zeven broertjes en zusjes en ‘t liefst in jongenskleren aan de spelletjes meedeed. Met haar linkerhand werd ze ongelofelijk handig en als meisje van 15 richtte ze haar eigen album met knip- en plakwerk in. *)

Aanvankelijk waren het traditionele landschapjes uit wit papier op een zwarte ondergrond; later versierde zij ze met kleine stukjes gekleurd papier. Ze beeldde bekende stadgenoten uit en noemde die haar “plakpoppetjes”. Haar leeftijdgenoot Nicolaas Beets kwam bij de familie aan huis en toen hij, als Hildebrand, zijn “Camera Obscura” had geschreven, beeldde Betsie de figuren uit. De schrijver kreeg er een cadeau, wat hij altijd als een dierbaar aandenken heeft bewaard. Het plakboek is, veel later, zelfs gebruikt als voorbeeld voor de costuums in een toneelstuk over de familie Kegge, bekende figuren uit de Camera!

afb. 1, Met de “vier” uit toeren, uit de Camera Obscura.

Betsies vader, “monsieur Koning”, die een particuliere school voor jongens had, heeft haar zelf onderwijs gegeven; samen met de jongens kreeg ze aan een eigen lessenaar tekenles. Hij ontdekte dat zijn dochter meer in haar mars had en deed haar in de leer bij een schilderes, Henriëtte Knip (!). Ze leerde bloemen en dieren tekenen en schilderen en dat deed ze zo goed, dat ze haar producten naar tentoonstellingen stuurde. Ze kreeg opdracht de zeldzame bloemen in de kassen van Haarlemse kwekers uit te beelden. Haar werk viel in de prijzen en ze verkocht zelfs een schilderij aan Koning Willem II. Het Haarlems tekencollege “Kunst zij ons doel” (zoiets als een knipkring) accepteerde haar als lid en in 1845 werd Betsie zelfs lid van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Ze ging veel reizen en begon aan andere dames tekenles te geven. In 1851 bezocht ze de Wereldtentoonstelling in Londen en vier jaar later die in Parijs. Dat gereis was ook een beetje om het verdriet te vergeten over haar overleden verloofde. In 1859 trouwde Betsie met de koopvaardijkapitein Stapert en maakte met hem een reis naar Indië, waar ze een groot aantal aquarellen van bloemen, vruchten en insecten maakte. Toen het gezin later in Groningen en Rotterdam woonde heeft ze zich ook daar steeds met de kunst bezig gehouden, naast de zorg voor haar man en kinderen.

Het knipwerk was jeugdwerk gebleven. Jammer, want als ze het was blijven doen, had ze het met haar talenten zeker boven het dilettantistische uit kunnen tillen. De typische figuurtjes uit het album, samengesteld uit strookjes, snippertjes en puntjes van gekleurd papier, zien er zo gracieus en levendig uit. De mensen in hun modieuze kleren bewegen zich natuurlijk; zo klein als ze waren, had elk een eigen gezicht gekregen. Ook de dravende paarden, met of zonder koets, zijn uitstekend weergegeven. Opvallend is een kerstman, met zijn door een hert getrokken slee.

afb. 3, Schommelende kinderen

Maar papierknippen was toen, en wordt nog steeds hoogstens als kunstig beschouwd. Betsie is zich gaan wijden aan tekenen en schilderen; nu liggen haar bloemportretten in mappen in museumdepôts. Onlangs werden ze weer eens tevoorschijn gehaald. Was dat omdat ze een vrouw was, gehandicapt bovendien, of om haar kunst? In ieder geval was Betsie Stapert-Koning iemand met doorzettingsvermogen, die plezier had in wat ze deed voor zichzelf, in een tijd dat vrouwen werden geacht hun talenten te wijden aan hun gezinnen.

Joke en Jan Peter Verhave

*) Het knipselalbum wordt bewaard in het Gemeente Archief, Haarlem, waar het als handschrift 206 op verzoek ingezien kan worden.

Om verder te lezen: Reuske Jellema, Het opmerkelijke leven en oeuvre van een Haarlemse kunstenares: Elisabeth Johanna Koning (1816-1887), Teylers Magazijn 22, winter ‘89.