Een papieren monument voor een gesneuvelde patriot, Papyria 7

 

C.G. Visscher, afbeelding CMU

Op dit moment (april 2014) is in het Centraal Museum in Utrecht een interessant papieren monument te bekijken. Het is een papieren bavelaar die getoond wordt in het kader van de tentoonstelling “Dit is het Centraal Museum. Topstukken uit vijf collecties”, die loopt tot 29 september 2012. De kennismaking met dit geëxposeerde werk was voor ons een aangename verrassing. We kenden het kunstwerk, gemaakt door Jan van Kerchem, wel uit de vermelding ervan in “Geknipt”[1], maar waarschijnlijk is het de eerste keer dat het wordt tentoongesteld. Toch behoort het al lange tijd tot de collectie van het Utrechtse museum. Het is een schenking van voor 1878, die in diverse oude museumcatalogi is opgenomen [2].

Frans Grijzenhout gebruikt in zijn vermelding van het stuk de beschrijving die aanwezig is in de Catalogus van de Historische Afdeling (nr.275) [3], Tijdens het schrijven van zijn bijdrage (1987) was het monument echter onvindbaar in het museumdepot. Inmiddels is het dus opgeduikeld en wordt het zelfs gepresenteerd als “topstuk” uit de verzameling. De beschrijving is als volgt:
In een nis staat de graftombe, waarachter zich een pyramide verheft, beide versierd met krijgstropheeën en symbolen van den dood; links een knielende figuur met opgeheven handen en het familiewapen van Visscher. Op de pyramide hangt een medaillon met de naam Visscher. Op de voorzijde van de tombe het volgende vers van de hand van MC. van Hall: “Bataven! Ziet en schreyt… ‘t is Visscher die hier Rust. Door ‘t lood der dwingelandy te vroeg ter aarde ontd[r]aagen. De Dood heeft, tot uw Smart, zijn levenslamp gebluscht. Opdat hij voor Gods throon Tyrannen aan zou klagen; Volgt hem in ‘t helden Spoor…: hy stierf een dood zoo vry. Leeft als Bataven past!… Sterft eens zoo grootsch als hy!” De nis is ter weerszijde met krijgstropheeën behangen en van boven bekroond met een guirlande “.

Het papieren monument is een gedenkstuk voor Mr. Cornelis Govert Visscher (1764-1787) die als patriot lid was van de revolutionaire vroedschap in de stad Utrecht en kapitein- luitenant van de schutterscompagnie Turkyen. Visscher sneuvelde, samen met kanonnier Robertus van der Vlerk, in een treffen dat op 9 mei 1787 aan de Vaartse Rijn bij Juthaas plaatsvond met het Staatse regiment van graaf Van Efferen. Deze gebeurtenis is de geschiedenis in is gegaan als de “Slag bij Vreeswijk” een gevecht dat door de patriotten en ook in latere publicaties daarover behoorlijk is opgeklopt [4].

 

Na afloop van het treffen werden de persoonlijke eigendommen van de gesneuvelden op het slagveld verzameld en als relikwieën meegenomen. Deze voorwerpen, nu in bezit van het Centraal Museum, (patriotten insignes, een vrijheidshoed, met bloed besmeurde sjerpen, draagbanden met het Utrechtse stadswapen, de pluim van een steek, zijden linten, haarlokken en een kruithoorn) zijn in het Utrechtse stadhuis tentoongesteld. Beide slachtoffers kregen een heldenbegrafenis, waarbij een lange stoet van rouwkoetsen door de stad trok.

Grijzenhout is van mening dat deze gebeurtenis in de geschiedenis van het Utrechtse patriottisme misschien niet het belangrijkste, maar wel het spectaculairste moment is geweest. Dat er van patriotse zijde slachtoffers waren gevallen maakte diepe indruk in de Republiek. Al snel verschenen diverse portretten in gravure en gedrukte allegorieën.

 

Kanonnier Van der Vlerk werd “met de gewone militaire honneurs” begraven in de Weeskerk, Visscher werd begraven in de Buurkerk. In zijn begrafenissstoet liepen leden van de vroedschap, commissarissen van het van het defensiewezen, de schutters, artilleristen van de stad en vele anderen mee.

De begrafenis van mr. Cornelis Govert Visscher

De raad van Utrecht besloot een penning te laten vervaardigen ter herinnering aan de triomf hij Vreeswijk. Verschillende tekeningen hiervoor werden aan de vroedschap voorgelegd waaruit een keuze werd gemaakt. Maar men vond dat niet voldoende. Daags na de slag werd al besloten dat op stadskosten “een monument met eene gepaste inscriptie” te laten vervaardigen en te doen plaatsen bij de grafkelder van Visscher en een inscriptie op een bord bij de begraafplaats van Van der Vlerk. Enige weken later werd in de raad meegedeeld dat de familie van de overleden Visscher een aanbod had geaccepteerd van de Franse marquisin de Chatenai, om een monument “ten haarer kosten ter eere van dien ongelukkig gesneuvelden vaderlander by deszelfs graf te laten vervaardigen”. Toch meende de vroedschap dat men van stadswege “ook eenig monument, ofschoon niet even kostbaar als het bovengenoemden, behoorde te laten in gereedheid brengen “. En het gedachtenisbord voor Van der Vlerk kwam er, dat lag anders bij het Visschermonument.

In zijn artikel probeert Grijzenhout te duiden wie de opdrachtgeefster van het privé monument, markiezin de Chatenai, geweest zou kunnen zijn. Het zou kunnen gaan om Albertine Elisabeth die in 1779 huwde met Jean Louis Quentin de Richebourg, markies de Champcenetz. Echter, noch van een monument betaald door de markiezin, noch dat van stadswege is iets terecht gekomen. Ook weten we niet of er daadwerkelijk ontwerpen zijn gemaakt voor deze monumenten. In de catalogus van het Centraal Museum en op de nu lopende expositie wordt de bavelaar van Van Kerchem genoemd: “Ontwerp van het grafmonument van Mr. C. G. Visscher”. Grijzenhout, die het papieren kunststuk destijds niet zelf heeft kunnen bekijken merkt op: “de uitvoerigheid van de beschrijving laat desondanks wel ruimte tot de conclusie dat dit ontwerp -als het al een ontwerp is en niet een gefantaseerd grafmonument zoals er in die jaren ook zo vele in gravure verschenen- als zodanig bedoeld was”. De twijfel van de onderzoeker is te begrijpen. Van een ontwerp dat vrij snel moest worden gemaakt en beoordeeld zou eerder een tekening kunnen worden verwacht. Het kan natuurlijk ook zijn dat, nadat was gebleken dat het mede door de verandering van de politieke situatie het niet van een monument zou komen, de oorspronkelijke opdrachtgeefster of de familie ter herinnering dan maar een monument op kleine schaal in papierreliëf heeft laten maken. In dat geval is het papieren kunststuk goed te vergelijken met werk van Johannes Reygers (1767-1849). Deze leraar en leermeester tekenkunde aan de Middelburgse Teekenacademie is bekend van vele papieren monumentale gedenkstukken en ook een maritieme voorstelling. Een goed voorbeeld in dit verband is de tombe die hij maakte voor Johanna Carolina Vieman (1809).

De maker van het Visscher monument was Jan van Kerchem, een ons niet geheel onbekende papierkunstenaar, waarvan we helaas tot nu toe maar weinig weten. Al in 1990 voerden we een kort literatuuronderzoek uit om meer gegevens over deze knipper te achterhalen. Dit naar aanleiding van de aankoop van een prachtige bavelaar met maritieme voorstelling door het Westfries Museum in Hoorn.

Maar het leverde weinig op, Van Kerchem bleek de stiefvader te zijn van Gerardus Wiggers van Kerchem (1767-1872), die eveneens knipte. Maar dat was het dan ook. Voor Van Kerchem geldt, net zoals dat op gaat voor vele andere papierkunstenaars uit het verleden, dat we gezien de kwaliteit van hun kunstwerken graag veel meer zouden willen weten over hun leven en werk. Om dat te realiseren is daarvoor echter veel meer onderzoek en onderzoekstijd nodig, tenzij toevallige treffers nog eens wat op zullen leveren. Met name door lokaal onderzoek zouden wellicht nog nieuwe gegevens kunnen worden opgespoord.

Door Henk van Ark

Noten

  1. Joke en Jan Peter Verhave, Geknipt! (…), Zutphen 2008, Lexicon, p. 184; P.A.Scheen Lexicon NBK 1750-1880. ‘s-Gravenhage 1981, 583-584.
  2. Catalogus van het Museum van Oudheden, (1878) nr. 171. Catalogus van het Museum van Oudheden, 1904, nr. 3331; Catalogus van het Historisch Museum der Stad, z.j., nr. 275
  3. Frans Grijzenhout, “De Utrechtse patriottenbeweging en de kunst”, in: T. J. Hoekstra, e.a. “O. Vrijheid! Onverveerbaar pand. Aspecten van de patriottenbeweging in stad en gewest Utrecht”, Jaarboek Oud Utrecht (1987), p. 78-114.
  4. W.J.Angenent, “Het gevecht bij Vreeswijk 9 mei 1787”, Jaarboek Oud Utrecht (1987), p. 156-188.
  5. Henk van Ark, “Papieren gedenkstukken voor Lodewijk Napoleon”, Welkom in Papyria, 6 (2013), p. 26, noot 3.
  6. Zie noot 1.