Een oud knipsel, Knip-Pers 2005-3

Een oud knipsel,of hoe een droomwens in vervulling ging

Vorige zomer ging ik op een maandagmiddag naar Haarlem om te winkelen. Op de Grote Markt staan dan veel kramen met stoffen, fournituren en kleding. Het is er heel gezellig. Toevallig kwam ik ook op de Botermarkt, achter V&D; daar was een kleine curiosa- en antiekmarkt, er waren ook een paar boekenstalletjes. In een van de kramen lag, tussen oude potjes, vaasjes en wat kralen, een oud, kapot knipsel in een kapot lijstje. lk nam het meteen heel voorzichtig in mijn handen en vroeg wat het kostte. De verkoopster zei, dat het voor een liefhebber was die het uit elkaar kon peuteren. Het hoefde niet veel op te brengen. Ze vertelde, dat ze het al eerder meegenomen had naar de markt, maar dat tot nog toe niemand er belangstelling voor getoond had. lk vertelde over mijn belangstelling voor knipsels, de knipvereniging en mijn contacten met mensen die mij wel konden helpen. Die mevrouw vroeg, hoe oud ik het knipsel schatte. Dat durfde ik haast niet te zeggen, dan zou de prijs vast omhoog gaan. “Ik denk, dat het misschien uit het einde van de achttiende eeuw is, maar ik ben geen expert, dus het kan ook jonger zijn.” Gelukkig mocht ik het voor een euro kopen, maar dan moest ik het wel restaureren. Daar hoefde ik niet over na te denken! lk had het gevoel, dat het knipsel er speciaal voor mij lag en heb nooit durven dromen, dat ik ooit nog eens zo’n oud knipsel zou hebben!

afb. 2, Knipsel in oude toestand

afb. 3, Knipsel na eigen herstel, 20 x 10 cm

De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag
De opdracht om het knipsel te restaureren, moest natuurlijk wel uitgevoerd worden en dat deed ik graag! Het was een erg leuke uitdaging. Allereerst ben ik er mee naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag gegaan. Daar is een papierexpert die ervaring heeft met het dateren van papier en soms kan uitzoeken waar het vandaan komt. Zo kwam ik terecht bij de heer Henk Porck. Hij werkt als conservator en onderzoeker op de K.B. Hij wilde graag helpen maar hij zei wel, dat zijn onderzoekingen niet altijd de gewenste informatie kunnen opleveren.

Hij ontving mij op de papierafdeling, in de studiezaal van de papiercollectie, een werkruimte met grote tafels in het midden. Aan de wanden planken met oude boeken over papier, en grote kasten met laden, vol met allerlei soorten papier. Deze vellen worden gebruikt als hulp bij het dateren van het papier en om de herkomst te bepalen. Op een van de tafels lagen een paar Knip-Persen.

Henk Porck vertelde, dat hij in 1996 op onze contactdag is geweest in Den Haag. Hij kent onze Knipvereniging dus. Hij vertelde, dat het dateren van papier een moeilijke klus is met veel valkuilen. Het oudste papier werd met de hand geschept en is gemaakt van witte lompen. Aan het eind van de achttiende, begin negentiende eeuw kwam er gebrek aan witte lompen en vanaf die tijd werden er ook gekleurde lompen gebruikt. Die werden eerst gewassen, ontkleurd en gebleekt. Maar af en toe zitten er toch nog gekleurde vezeltjes in het papier. Dit kan een aanwijzing zijn dat het papier na ca. 1800 geschept is. Met het blote oog zijn deze vezeltjes bijna niet te zien, maar leg je het papier onder een stereomicroscoop, dan ontdek je er soms een paar.
Bij het papierscheppen wordt een zeef gebruikt om de pulp uit het water te scheppen. De horizontale koperdraden van de zeef liggen dicht tegen elkaar aan om de pulp op te scheppen; het water zakt door de spleetjes naar beneden. Zo blijft er een vel papier over. De lijnen van het raster van de zeef zijn later nog zichtbaar. Dit heet de “vergeure” (spreek uit: verzjure). Soms is dat heel moeilijk te zien, maar met een lamp achter het papier is dit raster in doorlicht toch nog te ontdekken. De dikkere verticale lijnen in het raster zijn afkomstig van de zogenaamde kettingdraden, die liggen een paar centimeter uit elkaar. Zij geven de zeef stevigheid. (Denk aan een weefgetouw.) Onder deze dikke kettingdraden zijn voor extra stevigheid ook nog dunne latjes bevestigd. Ze zijn iets dikker dan de kettingdraden; er blijft hierdoor wat meer pulp liggen en het papier wordt op die plaats een heel klein beetje dikker. Als het papier opgedroogd is, lijkt het of er schaduwranden over liggen. Ook dit is een aanwijzing dat het om origineel met de hand geschept papier gaat, dat vóór 1800 gemaakt is.

Ook een lichte ronde vlek in het papier is een aanwijzing, dat het geschept is. Als na het scheppen de rand van de zeef afgehaald wordt, valt er soms een druppel water op het nieuwe, nog zeer kwetsbare geschepte papier. Dit geeft een dun plekje in het papier. Soms werd er op de zeef een bepaald motief van dun koperdraad bevestigd. Hierdoor ontstaat er een watermerk in het papier. Als er in een vel papier zo’n watermerk zit, kan dit ook een aanwijzing zijn om de leeftijd te bepalen. Van veel papiermakers en papiermolens is namelijk het watermerk bekend. Deze gegevens liggen ook opgeslagen in de Koninklijke Bibliotheek.

Toen het papier machinaal vervaardigd werd, wilde men toch ook papier maken dat er uit zag als geschept papier. Om dit effect te bereiken, liet men een rol met een zeefstructuur, eventueel met een watermerk, over het nog natte papier lopen. Men noemt dit machinaal-gevergeerd papier. Later in de negentiende eeuw werd er ook nog geschept papier gemaakt, maar dan is als grondstof voor de vezels steeds vaker hout, in plaats van lompen, gebruikt.

Vanaf het eind van de dertiger jaren van de twintigste eeuw worden er optische witmakers gebruikt om mooi wit papier te verkrijgen. Houd je dit papier onder een ultraviolette lamp, dan licht het papier lichtblauw op. Met ouder papier is dit niet het geval. Toch is het soms moeilijk om ondanks al deze aanwijzingen de leeftijd van het papier vast te stellen. Dan moet een lichtmicroscoop uitkomst bieden. Er worden van het papier heel voorzichtig een paar vezeltjes afgeschraapt. Hiervan wordt een vezelpreparaat gemaakt. Met behulp van het doorvallende licht is te zien, wat voor vezel het is, een lompenvezel of een houtvezel. Ook dit zegt natuurlijk heel veel over de leeftijd. Deze vezelanalyse is alleen verantwoord als er genoeg materiaal is om te gebruiken en het origineel niet verstoord wordt.

Maar nu terug naar het oude knipsel. Henk Porck noemde het knipsel een bijzondere vondst; het is origineel en het heeft een authentieke uitstraling. Het is zeker geen moderne vervalsing.

  1. Omdat het om een fijn knipsel gaat, is er geen duidelijk herkenbaar watermerk te ontdekken.
  2. Onder de stereomicroscoop zijn enkele gekleurde vezeltjes te zien die in het papier zitten; er liggen andere witte vezeltjes overheen.
  3. Met behulp van strijklicht is de vergeure te zien.
  4. Met behulp van ultraviolet licht is te zien, dat er geen optische witmakers in het papier aanwezig zijn.

Restauratieatelier De Riemkap in Heemstede
De volgende stap was bij een papierrestaurateur advies in te winnen. Daarvoor ben ik naar Restauratieatelier De Riemkap in Heemstede gegaan. Men heeft hier vaker knipsels gerestaureerd. De heer Frits Hazenberg zei dat er veel zwakke punten in het knipsel zitten, maar dat het zeker niet ‘total loss’ is! Het is de vraag, hoe lang het knipsel al in deze slechte staat is. Voor een eventuele restauratie is de kwaliteit van het papier erg belangrijk, hoe diep de vouwen zijn en hoe lang het papier deze toestand uithoudt en dus niet breekt. Het beste is het om het knipsel helemaal te restaureren, de takken van de bomen weer goed te leggen en de zwakke en kapotte plaatsen te versterken met heel dunne reepjes papier. Daarna moet het knipsel met een heel klein beetje lijm opgeplakt worden en met een passe-partout in een lijstje gedaan worden. Het is beter voor het papier om het niet direct tegen een glasplaat aan te leggen.

Frits Hazenberg zei dat de waarde van het knipsel moeilijk te bepalen is. Wanneer het gerestaureerd wordt, is het waarschijnlijk een museumstuk. Zo niet, dan is het een archiefstuk met informatiewaarde. De totale restauratie van het knipsel zal niet goedkoop zijn.

Het gemeentemuseum in Den Haag
Op het knipsel zijn een deftige dame en een heer te zien en een jongen die met een zwierige buiging zijn hoed afneemt. Een tuinman is bezig een boom te snoeien. Onder de microscoop is te zien, dat de lijnen van de japon ingekerfd zijn. lk heb deze figuren onder het kopieerapparaat twee keer vergroot en opnieuw uitgeknipt van wit papier (afb. 5), zodat de contouren heel goed te zien zijn, evenals die van de getrimde hond (afb. 4).

afb. 5

afb. 4 en 5, Fragmenten vergroot en opnieuw uitgeknipt door Jeannet Pasterkamp‑Boerkoel

afb. 6

Mevrouw Hohe, Conservator Mode van het gemeentemuseum in Den Haag, heeft deze silhouetten bekeken. Zij kwam tot de volgende conclusies:

  • De datering van het modesilhouet is ca 1790‑1795;
  • De dame en de heer kan men ‘redelijk modieus’ gekleed noemen (dus ook ‘redelijk welgesteld’);
  • De heer draagt een modieuze frac (rok) die op de Engelse mode is geïnspireerd en waarschijnlijk gemaakt is van zijde of wol;
  • De kleding van de dame is mogelijk van katoen geweest of anders van zijde;
  • De werkman is niet modieus gekleed, hij komt uit een lager milieu;
  • De getrimde hond is niet verbonden met het modesilhouet;

Tussen Kunst en Kitsch
Uiteraard ben ik er mee naar ‘Tussen Kunst en Kitsch’ geweest. Er is een nieuwe papierexpert, de heer Bas Hesselink. De takken en blaadjes van de twee linker bomen had ik al onder een microscoop voorzichtig met twee spelden wat recht gelegd, zodat het knipsel er al veel mooier uit zag. Toch was de taxatie enigszins teleurstellend. Voor mijzelf was dat niet belangrijk, ik ben erg blij met het knipsel. Maar om heel veel geld uit te geven voor de restauratie van iets dat niet veel geld waard is, daar moest ik nog eens goed over nadenken.

Restauratie
Eerst dacht ik het knipsel maar te laten zoals het was, het zag er al heel goed uit en het rechter boompje was best spectaculair zoals het in elkaar gefrommeld was, met allerlei pluisjes er tussen. Maar op een vroege zonnige ochtend heb ik het knipsel toch weer onder de microscoop gelegd. Alleen maar even de stam recht gevouwen (afb. 1), hoe zou het er dan uit zien?

afb. 1, het verfrommelde rechter boompje

Daar zat een pluisje, dat kon er ook wel uit. Nog een takje rechtgebogen. Nog een blaadje omgedraaid. Twee pluisjes er uit… Toen moest ik stoppen, mijn handen begonnen te trillen. Snel een plaatje glas overgelegd, want als je even blies, was er een blaadje verdwenen. De volgende dag kon ik weer verder gaan.

Zo werkend, kwam het knipsel er steeds mooier uit te zien. Een paar takjes lagen los. Die heb ik zo goed mogelijk tegen de stam aangelegd. Alles in een lijstje en het vooral niet meer openmaken om eventjes nog wat te verbeteren. Voorlopig is het goed zo!

Toen waren er nog een paar losse blaadjes over, te klein om in het knipsel te leggen. Misschien zou Henk Porck er nog een vezelanalyse mee kunnen doen? Voordat ze verdwenen zouden zijn, heb ik ze gauw in een diaraampje tussen glas gestopt. 

De vezelanalyse
En inderdaad, met die piepkleine stukjes papier kon Henk Porck nog aan het werk. Hij maakte een preparaat en bekeek het onder de lichtmicroscoop. Hieruit bleek dat de grondstof voor de vezels van het papier voor 100 % uit lompen bestaat. Zijn conclusie is: Al de bovengenoemde gegevens over het papier tonen aan dat het zeker niet onwaarschijnlijk is dat het papier van het knipsel dateert uit het einde van de achttiende of het begin van de negentiende eeuw.

De knipper
Natuurlijk heb ik op de laatste contactdag aan Joke en Jan Peter Verhave een afbeelding laten zien. Er is verder helemaal niets over bekend. Misschien zouden zij kunnen vertellen wie het knipsel gemaakt heeft. “Het zal heel moeilijk zijn om dat uit te zoeken”, zeiden ze. Dan moet er net een (bijna) identiek knipsel zijn waarvan de maker bekend is. En die kans achtten zij niet erg groot. Maar mocht ooit bekend worden wie het knipsel gemaakt heeft, dan laat ik het u weten.

door Jeannet Pasterkamp‑Boerkoel

Dank
Voor de hulp bij de onderzoekingen wil ik graag Henk Porck en de Koninklijke Bibliotheek bedanken. Hun hulp is belangrijk geweest bij mijn speurtocht naar de achtergronden van het knipsel.