“De Romeinse Vrijheid” van Joanna Koerten, Nieuwsbrief 2000-4

Begin juni 1999 kon het Nederlands Museum van Knipkunst op een veiling te Haarlem het knipsel “De Romeinse Vrijheid” door Joanna Koerten gemaakt in 1697, aankopen. De catalogustekst beschrijft de voorstelling van het stuk, geeft aan dat het is gesigneerd en gedateerd en vermeldt dat het een vergulde lijst uit latere tijd heeft. Bovendien wordt aangegeven dat het knipsel enige jaren ervoor ook al eens is geveild (veiling Sotheby’s, Amsterdam, 22 maart 1995, nr. 1378), nota bene als anoniem knipwerk. Beschreven wordt verder dat het knipsel voorkomt in de catalogus Testas/de Leth en wordt besproken in het artikel van Te Rijdt uit 1997. Bij het knipsel is de gedrukte versie van de Lofdichten uit 1735, dit exemplaar komt bij de aankoop dus ook in bezit van het museum.

Over het knipsel “de Romeinse Vrijheid” is erg veel bekend. Zo veel, dat we waarschijnlijk kunnen spreken van het best gedocumenteerde oude knipsel uit de geschiedenis van de Nederlandse knipkunst. Inderdaad komt het kunstwerk voor in de catalogus Testas/de Leth van ca. 1750, onder nummer 9. De beschrijving daar is: “…Een Vrouwe Beeld, verbeeldende de Roomsche Vrijheid, zittende op een Throon, daar nevens de Portraiten van de twaalf Roomsche Keyzers, en daar onder een Vaars tot uitlegging der Roomsche Keyzers, en een dito op Johanna Coerten Blok, door A.Bogaart, in dito en dito…“.

Te Rijdt schrijft (noot 8) dat het knipsel op dat moment was geplaatst in een zwarte lijst tussen glazen platen met daaronder een spiegelglas “in hetwelk alles dubbelt gezien werd”. Die laatste opmerking treffen we echter niet aan bij de beschrijving van nummer 9 (“De Romeinse Vrijheid”), maar bij nummer 8 van de catalogus, een landschap met schapen, pauwen en herders. De verwijzing “in dito en in dito” bij nummer 9 zou kunnen wijzen op een vergelijkbare inlijsting als bij nummer 8, maar omdat die verwijzingen in de hele catalogustekst soms nogal verwarrend zijn, lijkt dat niet geheel zeker. “in dito en in dito” zou in dit geval ook kunnen betekenen: in een zwarte lijst, tussen spiegelglazen. In de tweede catalogus die we kennen (1766) komt “De Romeinse Vrijheid” voor onder nummer 62. De beschrijving daar is korter: “…Een Vrouwe Beeld, verbeeldende de Roomsche Vrijheid zittende op een Throon, daar nevens de twaalf Roomsche Keizers…”.


Prominent wordt het knipsel genoemd in de “Voorreede” van de Lofdicht uit 1735. Hieruit is op te maken dat het kunstwerk door medekunstenaars werd gezien als een van de belangrijkste knipsels van Koerten. De tekst luidt: “…Wat de Werken van deeze Kunstenares betreft, die zyn, om dus te spreeken, ontelbaar, doch die geene welke de Kunstenaars voor de fraayste achten, zyn voornamentlyk deeze: De twaalf Roomsche Keizeren, overkunstig naa hunne penningen gesneeden, waar op de puikdichter A. Bogaert een kort doch trefflyk vaars gemaakt heeft…“. Daarna volgt een opsomming van andere “voortreffelyk gesneeden” werken. In beide versies van de Lofdichten komen gedichten over “De Romeinse Vrijheid” voor. Daarbij is ook het gedicht van Bogaert dat in het knipsel is uitgesneden. Dat het knipsel is afgebeeld op het titelblad voor het handtekeningenboek van Koerten dat Jan Goeree in een mooie techniek in 1708 tekende geeft wel aan hoe belangrijk dit stuk ook in de ogen van de kunstenares zelf moet zijn geweest.

Na de veiling van 1766 wordt het knipsel nog vermeld op een veiling in Rotterdam (3 knipsels van Koerten, waaronder “De Romeinse Vrijheid”) en Van der Aa laat in zijn Biografisch woordenboek weten dat hem in 1853 is verzekerd dat dit werk van Koerten nog in goede staat was. Die opmerking is door verschillende latere auteurs overgenomen, maar tot 1995 bleef de verblijfplaats van het papieren kunstwerk onbekend.

De voorstelling van “De Romeinse Vrijheid” toont een vrouwenfiguur -de personificatie van de Vrijheid- gezeten op een troon in een nis, tussen twee zuilen met Korintische kapitelen. Daarboven de Romeinse adelaar, eronder de fasces. Op het basement van de troon zijn Romulus en Remulus, de stichters van Rome, met de wolvin afgebeeld. Vervolgens links en rechts van de zuilen de eerste twaalf keizers, en profil in portretmedaillons te zien. Onder deze voorstelling, die uit wit papier is geknipt en gesneden, in een aparte strook papier het gedicht van Bogaert, lettertje voor lettertje uit het papier gesneden. Daar weer onder, ook in een losse papierstrook de regels: “…Maar gy, O Koerten, gy, O vreugt van Adriaan/ Voert wondren uit: uw naam noch schaarkunst zal vergaan…” en de signatuur en datering in knipwerk linksonder. Het witte knipsel heeft een zwarte ondergrond, waardoor de fijne sneedjes en knipjes goed uitkomen.

Over het knipsel “De Romeinse Vrijheid” moet nog veel worden uit gezocht. Allereerst over de voorstelling zelf. Aannemelijk is dat Joanna Koerten veelal heeft gewerkt naar gedrukte, getekende of geschilderde voorbeelden. Zo zouden de afbeeldingen van de penningen der Romeinse keizers heel goed kunnen zijn ontleend aan Joachim Oudaan’s “Roomsche Mogentheyt. Of Naeuwkeurige Beschryving, van de Macht en Heerschappy der Oude Roomsche Keyseren (…) Alles vertoont en aengewesen uyt de oude Roomsche Medalien” (Amsterdam 1670).

In dit verband is het interessant dat het echtpaar Blok-Koerten een bladzijde vulde van het bezoekersboek van de muntenverzamelaar N. Chevalier. Joanna sneed daarvoor een monogram, twee lauwertakken en “muntsgewijs” de kop van keizer Tiberius (Den Haag, KB, inv.nr. 69B8, fol.61).
Waarschijnlijk kan op den duur ook wel het (gedrukte) voorbeeld van de personificatie van de Vrijheid worden achterhaald. En dan de lijst. De catalogustekst van 1999 spreekt van een lijst van latere datum, de tekst van de catalogus van ca. 1750 duidt wellicht op een zwarte lijst, met daarin het knipsel geklemd tussen twee glazen platen. Zou daarachter een spiegelglas zijn aangebracht, dan zou daardoor een verdubbellingseffect ontstaan. De situatie nu is dat er ruimte is in de lijst, zodat er plaats is voor een tweede glazen (spiegel)plaat. Maar de lijst is ook een schuiflijst. De achterzijde is niet een (vastgezette) houten plaat, maar een paneel dat gemakkelijk kan worden uitgeschoven. In dit verband worden dan opmerkingen van De la Rue en Von Uffenbach, die beiden het werk van Koerten zelf hebben kunnen bekijken, van belang. De la Rue schrijft in 1735: “…de snykonst hangt in eene Kamer byeen, en bestaat in plat en opwerk Het opwerk hebbe ik veel fraaier te Rotterdam gezien, dog het platwerk is zeer fraai niet alleen, maar zoo het waarlyk met eene schaare gesneeden is, verwonderlyk kunstig. Het vertoont zig als net geschaduwd printwerk en bestaat de schaduw alleen in zeer fyne sneedjes of knipjes, zooals men mids die stukken tusschen twee spiegelglazen hangen, tegen het doorspeelend ligt, zien kan…”. Von Uffenbach schrijft over de wijze van inlijsten: “…(…) und sie zwischen zwey Gläser vest machet. Die schwarze Bretter der Thüren, so hinten davor sind, geben den Schatten durch die ausgeschnittene Lücker, das es scheinet, als wäre alles mit der Feder gerissen…”. Catharina van de Graft beschrijft tweemaal de deurtjes achter de lijst van het knipselportret van Willem III. Over het lichteffect dat bij het openzetten wordt bereikt is zij niet enthousiast: “…de prent won er niet bij, integendeel, zij geleek nu op het negatief van een foto…”. Overigens interpreteert zij de benamingen op- en platwerk fout. Het platwerk tussen glazen ziet zij als opwerk, terwijl opwerk volgens De la Rue moet worden gezien als reliëfknipwerk. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of de nu aanwezige lijst het mogelijk moest maken het effect van doorspelend licht te bewerkstelligen.

Literatuur
* Catalogus Auction Sale of Books and Prints, Bubb Kuyper, Haarlem, June 1999, nr. 1799
* Catalogus van een overheerljk Konstkabinet papiere SNYKONST (..), Amsterdam ca.1750. BibI.RM 321 E11
* R.J.A. te Rijdt, Jan Goeree (…), Delineavit ef Sculpsit, 1997 (no.17)
* Catalogus veiling M. Oudaen (Bosch, Arrenberg), Rotterdam 1766
* Het Stamboek op de papiere Snijkunst van Mejuffrouw Joanna Koerten (…), Amsterdam 1735
* A.J. van der Aa, Biografisch woordenboek der der Nederlanden, Haarlem 1852-1878
* J. Oudaen, Roomsche Mogentheyt (…), Amsterdam 1670
* P. de la Rue, Mengeling van Aantekeningen(…), UBA Hs, XIV G 1 tlm 5
* Z.C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen(…), Ulm 1754
* C.C. van de Graft, “Papieren Knipwerk”, Historia 1946 (jrg11)
* C.C. van de Graft, “Papieren knip- en snijkunst, vroeger en nu”, Historia 1948 (jrg.13)

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in de Nieuwsbrief 2000-4, een uitgave van het museum van Knipkunst en Stichting W.Tj. Lever.