De onmisbare catalogus, Papyria 5

Eind jaren negentig verschenen er twee publicaties die voor ons Joanna Koerten onderzoek een belangrijke stimulans betekenden [1]. Michiel Plomp schreef een artikel over “De Portretten uit het Stamboek voor Joanna Koerten (1650-1715)” [2].  R. J. A. te Rijdt “Jan Goeree, het stamboek van Joanna Koerten de de datering ervan” [3]. In beide artikelen komt de catalogus Testas de Jonge uitvoerig aan de orde. Die uitgave is de “Catalogus van een overheerljk Konstkabinet papiere SNYKONST door wylen Mejuffrouw Johanna Koerten, Huisvrouw van wylen den Heer Adriaan Blok, met de schaar in papier gesneeden: benevens de relatieve Stamboeken, waar in zyn extra fraajje teekeningen, portraiten, miniaturwen en prenten, alle voorname Meesters. Overheerlyke geschreven geschriften, door de voornaamste Schryfmeesters. Handtekeningen van Keizers, Koningen, Prinsen en Vorsten, etc. Waar van geen weerga bekend is” De catalogus bevindt zich (als bruikleen van het Koninklijk Oudheidkundige Genootschap) in het Rijksprentenkabinet (boeknummer 321 E 11).

In zijn verhaal verwijst Plomp naar groepen tekeningen nog niet zolang geleden tevoorschijn waren gekomen in het Teylers Museum en het Gemeente Archief van Amsterdam [4] en zijn ontdekking van de, naar men dacht, zoekgeraakte catalogus van het stamboek van Koerten. Dit laatste kwam door de heer M. D. Haga die deze catalogus “toevalligerwijs”op tafel bracht [5]. Een merkwaardige mededeling omdat Plomp in zijn stuk verwijst naar een typescript van C. J. Kaldenbach dat hij kort voor de deadline van zijn artikel onder ogen had gekregen [6]. Hij verwijst zelfs in een voetnoot naar een tekening die Kaldenbach in zijn opstel vermeld (“landschap met ruine en graftombe” van A.Rademaker) [7] dus hij heeft goed kennisgenomen van het werk van Kaldenbach, maar “vergeet” te vermelden dat Kaldenbach al gebruik heeft gemaakt van de catalogus die hij, Plomp, dankzij Haga, zou hebben herontdekt.

Tuin met een tombe ter nagedachtenis aan Johanna Koerten Blok door Abraham Rademaker, Rijksmuseum

Ongezien bleef Kaldenbachs vermelding van de bewuste catalogus daarna ook al niet, Conny Bogaard schrijft daar in haar doctoraal scriptie over Koerten reeds over [8]. Maar goed, Plomp noemt ook een Franstalige versie van de Testas catalogus, en daarin is hij -naar nu bekend- wel de eerste [9].

Wat wel duidelijk is geworden dat de catalogus van Koertens “Overheerlyk Kostkabinet” zeer lang uit het zicht van onderzoekers is gebleven. Belangrijke auteurs over Koerten, zoals Van Dokkum en Wijnman [10] moesten melden dat zij bekend waren met het bestaan maar niet een exemplaar van deze belangrijke uitgave hadden kunnen bekijken. In vroegere publicaties over levens van kunstenaars (bijvoorbeeld Van der Aa en Kramm) wordt de catalogus (met titel en al genoemd), maar de eerste gedrukte bron is toch Johan van Gool. Deze heeft Koerten collectie (knipsels en Stamboek) zelf kunnen bekijken en deelt de volledige titel van de Testas catalogus mee [11].

Kramm schrijft ook over de catalogus, maar voegt een bijzonder detail toe: “In mijn exemplaar (bedoeld wordt de Lofdichten versie uit 1735) is als zeer merkwaardig te beschouwen de daarachter ingebonden Catalogus van hare nalatenschap, met den titel Catalogus van een overheerlyk Kunstkabinet Papiere snyjkunst, door wylen Mejuffrouw JOHANNA KOER TEN enz. (…) bevattende 216 Nommers”[12].

Deze combinatie (lofdichten + catalogus) is mogelijk het exemplaar dat voortkomt in het archief van de Stichting Familie de Flines. Via een artikel over Tobia Lever in het blad “Druck Doende” kwamen we in 1987 in contact met de heren G. en A. Q. de Flines, toen medebeheerders van dat archief. Het leidde tot een interessante briefwisseling en uitwisselen van gegevens, waaronder in 1989 de Testas catalogus in kopievorm [13]. Zoals in het Joanna Koerten nummer van onze Nieuwsbrief in 2000 is aangegeven wijkt deze catalogus af van het exemplaar dat zich in het Rijksprentenkabinet bevindt [14]. Een extra pagina heeft als titel “Vervolg van de Catalogus en Overgeslagene Rariteiten”. Hierdoor is het uit vermeldingen bekende werk van Koerten met nog een aantal knipsels toegenomen.

Voor het samenstellen van de Testas catalogus is het werk van Joanna Koerten en de inhoud van haar Stamboek met name bekend uit beschrijvingen van bezoekers (Von Uffenbach, De la Rue) [15] en levensbeschrijvingen van kunstenaars (Houbraken, Weyerman) [16]. De catalogus is in 1750 opgemaakt omdat Pieter Testas Koertens Konstkabinet wilde verkopen. De catalogus meldt: “Dit heerlyk Kabinet is berustende by de Heer Pieter Testas, de Jonge, tot Amsterdam, en word den Liefhebbers der Konsten aangeboden om uit de hand te Verkopen, zynde nader onderrichting daar van te bekomen by de Makelaar HENDRIK de LETH, Op de Beurssluys in de Visscher

Voor de vorming van Koertens Kunstkabinet was haar echtgenoot Adriaan Blok verantwoordelijk. Hij zorgde ervoor dat de knipwerken van zijn vrouw bij elkaar bleven en dat uit het handtekeningenboek van bezoekers en losbladige bijdragen, zoals tekeningen en schoonschriflen, na haar dood in 1715 een waar papieren monument (het Stamboek) voor zijn vrouw werd gecreëerd. Blok overleed in 1726, maar zijn tweede vrouw, Maria van Arckel, met wie hij in 1717 hertrouwd was, zette zijn werk voort. Mogelijk op haar instigatie is de Lofdichten versie van 1736 verschenen [17] (tien jaar na Adriaans dood) en zij ontving in 1735 de Zeeuwse letterkundige Pieter de la Rue. Die beschreef het kunstkabinet en liet weten dat het de bedoeling was dat het Stamboek in drie grote folianten zou worden ingebonden. Dit is niet gebeurd, waarschijnlijk omdat Maria kort erna (in 1737) overleed. Toch is de collectie hierna bij elkaar gebleven en mogelijk al in 1739 in bezit gekomen van Pieter Testas. In dat jaar vond namelijk de “Auctie van de Wed.van Adriaan Blok” plaats, waarvan helaas geen veilingcatalogus bekend is [19]. Hoe dan ook, Testas wilde op een gegeven moment van het geheel af en er verscheen een catalogus.

De “Catalogus van het eenig en overheerlyk KONST-KABINET” bestaat uit een aantal onderdelen. Begonnen wordt met “Letter A t/m D”, dit zijn schilderijen. Vervolgens is er de rubriek “SNEYWERK”, bestaande uit 32 nummers, maar de nrs. 31 en 32 hiervan zijn geen knipsels maar borduurwerk en een tekening. Dan is er het “STAMBOECK, waar in zyn Capitaale TEEKENINGEN en PORTRAITEN van diverse brave Meesters, Relatif tot de Snykonst”. Dit Stamboek blijkt te zijn ondergebracht in twee kunstboeken en twee omslagen, genummerd van A t/m D. Kunstboek A telt 74 nummers; kunstboek B heeft 52 nummers, waarbij de nummers 11 en 12 tweemaal voorkomen. Hierna komt de opgave van een omslag met letter C met 71 nummers. Omslag D is niet in nummers uitgewerkt, maar een algemene tekst beschrijft de inhoud: “Waar in zig bevind, verscheidene Geknipte Geschriften, eenige Pourtraiten, Tekeningen, Vinjetjes etc. door differente en brave Meesters, en een groote kwantiteit uitmuntende en overheerlyke Geschriften, van diverse Meesters en Liefhebbers, als ook een grote menigte Handschriflen, van Keyzers, Koningen en Vorsten, alle Relatif op de Stamboeken, tot vereeuwiging van Juffrouw Johanna Koerten Block, die in twee Boeken vervat zijn, waar van de Gedigten voor het grootste gedeelte in een gedrukt groot Quarto Werk uitgaan, en daar annex zyn. En dan is er het “Vervolg van de CATALOGUS en Overgeslagene RARITEITEN”, die voorkomt in het de Flines exemplaar, maar in de Rijksprentenkabinet versie ontbreekt. Hierin worden de maten van de onder letter A t/m D vermelde schilderijen opgegeven en zijn er vier “Overgeslagene SCHILDERYEN, TEEKENINGEN en SNYWERK. Vervolgens 3 nummers “SNYKONST” en 3 nummers “TEEKENINGEN”. In totaal 10 toevoegingen.

Plomp beschrijft in zijn artikel hoe het verder met de Koertencollectie moet zijn gegaan. Bij Testas zijn in 1750 kennelijk geen serieuze gegadigden verschenen, want in 1762 is de collectie weer te Amsterdam te koop aan geboden, en drie jaar later (1765) nogmaals te Haarlem. Een verklaring hiervoor is problematisch want tot nu toe zijn geen catalogi van deze veilingen achterhaald [20]. Toch moet de Rotterdamse verzamelaar Michiel Oudaen op een van deze twee veilingen een deel, mogelijk de helft, van Koertens Overheerlyk Konstkabinet gekocht hebben want dit deel komt, uit zijn bezit, in 1766 al weer ter veiling, nu in Rotterdam. Daar koopt kunsthandelaar Jan Yver voor f 500,- zes “Konstboeken” aan en via zijn winkel zullen de zich daarin bevindende tekeningen en overige bladen verspreid zijn geraakt. Met de andere helft van de inhoud van het Konstkabinet zal dat enige jaren daarvoor reeds gebeurd zijn [21].

Door het beschikbaar komen van de catalogus van Koertens Konstkabinet weten we nu veel meer over het werk van Koerten en in de inhoud van het aan haar opgedragen Stamboek. Kaldenbach en Plomp hebben zich beijverd om tekeningen in verschillende collecties te koppelen aan het Stamboek, voor ons onderzoek betekent dit, vooral door de De Flines versie van de Catalogus, dat we een veel beter beeld hebben gekregen van de toch wel indrukwekkende knipselproductie van de beroemde Amsterdamse Schaar-Minerve [22].
Inderdaad, een onmisbare catalogus.

Door Henk van Ark

Noten

gebruikte aflortingen
Plomp: Michiel Plomp, “De Portretten uit het Stamboek voor Joanna Koerten (1650-1715), Leids Kunsthistorisch Dagboek, 8 (1989), p. 323-344.
Te Rijdt: R. J. A. te Rijdt, “Jan Goeree, het stamboek van Joanna Koerten en de datering ervan”, Delineavit et Scuipsit, 17 (maart 1997), p. 48-56.
Van Ark: Henk van Ark, De knipsels van Joanna Koerten”, Nieuwsbrief; jrg. 13, nr.4 (december 2000), p. 17-18.

  1. Dit onderzoek begon in 1983 met het bijeen brengen van basisinformatie over Koerten (met dank aan de bibliotheek van het Maritiem Museum, Rotterdam) en we kregen contact met de Stichting Familie De Flines, die beschikt over enige knipsels van Koerten, boeken, prenten en veel documentatie (1987). Eerste hoogtepunt was de vrij onverwachte verwerving van de Lofdichtenversies op Koerten van 1735 en 1736 de veiling van Levers Westerborkcollectie in 1988. Ruim tien jaar later gevolgd door de aankoop van Koertens befaamdste knipsel “De Twaalf Keizers”. Ondanks het vele werk voor ons museum in Schoonhoven bleef het onderzoek niet stil staan. In december 2000 verscheen het Joanna Koerten nummer van de Nieuwsbrief en we zochten contact met de wetenschapswinkel van de Universiteit Utrecht. Barbara de Hoop, studente bij Els Kloek, bleek bereid voor het museum een onderzoek naar Koerten te verrichten, maar werd al snel ernstig ziek en overleed enige maanden na afsluiting van de onderzoeksovereenkomst. Haar werk werd afgemaakt door medestudent Richard Stolzenburg. De resultaten werden opgenomen in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. In de reeks “Portretten van knipkunstenaars” (2006) verscheen een bijdrage over Koerten en verder werkten we mee aan uitgaven als een artikel van Michiel Roscam Abbing in Amstelodamum (2007) en “Geknipt!” (2008). De tentoonstellingen “Doopsgezind” en “Nicolaas Verkolje” (beide in 2011) zorgden voor nieuwe zin om door te gaan met het bestuderen van leven en werk van Nederlands beroemdste papierknipster uit het verleden.
  2. Plomp.
  3. Te Rijdt.
  4. M. Plomp, De Schaar-Minerve: Joanna Koerten (1650-1715)”, Teylers Museum Magazine, 11 (1986), p.10-113; B. Bakker e.a., De Verzameling Van Eeghen. Amsterdamse tekeningen 1600-1950, Zwolle 1988.
  5. 5. Plomp, p. 323 en 325 en noot 16.
  6. Plomp, p. 340, noot 4; C. J. Kaldenbach, Tekeningen uit het album amicorum (Stamboek) van Joanna Koerten Blok (1650-1 715), een overzicht met index, Amsterdam 1988 (typecript, Gemeentearchief Amsterdam). Over het werkstuk van Kaldenbach schrijft Plomp wat zuinigjes: “het voegt weinig toe aan wat hier te vinden is”.
  7. Plomp, p. 341, noot 15.
  8. Conny Bogaard, De Schaar-Minerva Johanna Koerten (1650-1 715) en de waardering voor de ‘ snykonst” (doctoraal scriptie kunstgeschiedenis, Rijksuniversiteit Utrecht 1989).
  9. Plomp, p.341, noot 16. Deze uitgave bevindt zich in Parijs (Bibliothèque Nationale; cote 8° V36 10564).
  10. J. D. C. van Dokkum, “Hanna de Knipster en haar concurrenten. Een studie over oud-Hollandsche schaarkunst”, Het Huis Oud en Nieuw, 13 (1915), p. 346; [ H.F.] Wijnman, “Koerten”, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, X, p. 480.
  11. J. van GooI, De Nieuwe Schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen, (Den Haag 1750-1751), 1, p. 553, 392-397, 458.
  12. Chr. Kramm, De levens en werken der Hollandse en Vlaamsche kunstschilders (…), Amsterdam 1860, 1, p. 898.
  13. Archief Stichting Familie de Flines, nr. 123; De uitgave werd tentoongesteld op de expositie Tentoongestelde voorwerpen uit het archief van de Stichting Familie de Flines en van elders, Vlaams Cultureel Centrum, Amsterdam 1987, cat.nr. 23.
  14. Van Ark
  15. Z. C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen (..), Ulm 1754, III, p. 554-555; Pieter de la Rue, Mengeling van Aantekeningen (..),UBA, Hs. XIV G 1 t/m 5, Deel 111= Derde Stuk, Tiende Honderd, nr. 8, p. 5-6.
  16. A. Houbraken, De groote Schouburgh der Nederlandsche kunstschilders en schilderessen, Amsterdam 1718-1721, III, p. 293 e.v.; J. C. Weyerman, De levensbeschrjving der Nederlandsche konstschilders, ‘s-Gravenhage (1729), III, p.142.
  17. Plomp.
  18. zie noot 16.
  19. Plomp. p. 342, noot 19. Plomp heeft geen familiebanden van Maria van Arckel met Pieter Testas kunnen vinden.
  20. Plomp, p.328 en noot 20.
  21. Plomp, p. 328 en noot 21.
  22. Van Ark.