Czaar Peter op bezoek, Papyria 5

Portret van Peter I de Grote, tsaar van Rusland, anoniem, 1700 – 1799, Rijksmuseum

Na de voor de bestudering van de knipkunstgeschiedenis belangrijke tentoonstelling “Gedoopt!” is in de expositieruimte van de Bijzondere Collecties van Universiteit van Amsterdam in 2011 nog een interessante expositie gehouden. [l] Het is “Toerist in Amsterdam” die van 8 juni tot 4 september 2013 te zien geweest. Ook verscheen de opmerkelijke uitgave “Amsterdam voor vijf duiten per dag”, met als ondertitel: dé gids voor uitgaan, sightseeing, shopping, eten & drinken in het Amsterdam van de zeventiende eeuw. Expositie en boek laten zien dat Amsterdam in de zeventiende eeuw uitgroeide tot een ware (toeristische) trekpleister. De inleidende teksten bij de hoofdstukken van “Amsterdam voor vijf duiten per dag” schetsen in het kort een goed beeld van deze ontwikkeling, zoals:

In Amsterdam gebeurt het! Door de economische voorspoed van de afgelopen decennia is de stad enorm gegroeid, zowel in oppervlakte als in bevolkingsaantal. De stad bruist van levenslust en is een populaire reisbestemming geworden. Van heinde en verre stromen kooplieden, immigranten, gelukszoekers, edellieden, vluchtelingen en onvermijdelijk gespuis toe, aangetrokken door de tolerante atmosfeer, de schoonheid van de nieuwe grachtengordel en de belofte van gouden bergen. Een uitstekende beslissing om er nu een bezoek aan te brengen

Twee bijzondere bezoekers aan de stad in de 17de eeuw waren Cosimo III en Peter de Grote. En wat aardig is, beide kunnen – hoe onverwacht wellicht ook- op een of andere wijze gelinkt worden aan het onderwerp papierknipkunst. En niet alleen omdat Joanna Koerten van deze twee vorstelijke lieden een portret knipte.

Cosimo III, Groothertog van Toscane, bezocht Amsterdam aan het einde van de jaren zestig. De stad verwelkomde hem met allerlei festiviteiten en die zullen ook op Koerten, die toen bijna twintig jaar was een sterke indruk hebben gemaakt. De neerslag daarvan kwam veel later, in de jaren negentig, toen zijn het portret van Cosimo opnam in haar collectie papierknipsels. De verblijfplaats van dit portret is helaas niet bekend, maar het stuk wordt vermeld in de Testas catalogus (SNEYWERK, nr.6: “Pallas, die het Portrait houd van Cosmus de 3de, Groot Hertog van Toscanen, daar neevens een Eerzuil met het Wapen, beneevens een Latyns Vaars, door P. Francius, en andere ornamenten”) en in beide versies van de Lofdichten zijn maar liefst vijf gedichten aan het portret gewijd. Net als verschillende andere portretten was de afbeelding van Cosimo voorzien van een gedicht in Latijn van Petrus Plancius. In beide boeken gevolgd door gedichten op hetzelfde portret van J. Vollenhove, Balthazar Bekker, Joannes Vollenhove en A. Spinniker.

Cosimo zag in Amsterdam de papierknipper Johannes van Achelom aan het werk. Hoogewerff, die de twee reizen van Cosimo door de Nederlanden door middel van journalen en documenten in beeld bracht vermeldt: “Te Amsterdam werden weder de gebouwen der Admiraliteit, (enz.) bezichtigd. Een jongmensch, dat zeer handig uit papier silhouetten weet te knippen en nog andere vaardigheden getoond heeft te bezitten, zekere Johannes van Achelen, elders Jan Achelom, wordt door Cosimo in dienst genomen en vergezelt hem verder tot Florence. Nog in 1688 komt hij in hofdienst voor en uit oude notarissen der groot-hertogeljke paleizen blijkt, dat hij heel wat meer vermocht dan louter poppetjes knippen: er worden van zijn hand in oude inventarissen uitvoerige en blijkbaar artistiek bedoelde composities vermeld als een “Aanbidding der drie Koningen”, voorts allegorieën en een paar portretten”.

En verder: “Fu dal segretaro Bassetti fatto quiri venire un tal Giovanni Achelem, giovane della città, catolico, que ritaglia in carta profili sottilissimi difigure, paesi et animali d’ ogni sorte con singolar maestria, senza alcuna sorte di precedente disegno o minifattura. S.A. lo fece lavorare in suapresenza molte cose, che fece benissimo e presto, onde ne ricevè tal sodis fazzione, che pensó fin d’allora di condurlo seco in Italia”. (Van Achelom knipte dus uit papier zonder voor te tekenen figuren, landschappen en dieren, mooi en snel). Tenslotte: “Havera S.A. fermato per andurre in Italia un Olandese in Amsterdam, vituoso d’ intaglio di figure in carta, chiamato Giovanni Vanachelon (noot: dit jongmensch, dat zo mooi in papier wist te knippen en een zo behendig schaatsenrijder was, maakt sedert aan het hof te Florence promotie. Theodorus de Cock bezocht hem op weg naar Rome in 1688 [2].”

Werk van deze begaafde knipper kennen we echter nauwelijks. In het album van Gesina ter Borch komen twee knipseltjes, door hem gemaakt, voor en Von Uffenbach schrijft over acht fraaie kleine werkjes in het bezit van de Haagse pastoor Titsingh.

Dertig jaar later werd Amsterdam bezocht door Peter de Grote van Rusland, van augustus 1697 tot mei 1698. Later (1718/19) keerde hij nog een keer terug. Waarom Peter Holland koos is vlot beschreven door Jozien Driessen: “omdat de Provinciën in die tijd het centrum van de Europese wetenschappen en filosofie waren. Het was gewoon de beste plaats om nieuwe kennis op te doen. Hij kwam precies op de goede tijd in het goede land. Vele maanden heeft hij op zijn Europese reis in 1697-1698 in Holland rondgekeken. Zijn aanstekelijke nieuwsgierigheid viel bij iedereen in de smaak. Hij vroeg iedereen die hem antwoord wilde geven om hem alles uit te leggen wat hij maar tegenkwam. Hij wilde alles zelf proberen en zelf lezen. Hij leerde horlogemaken, doodskisten timmeren, schepen bouwen, tekenen, etsen, kiezen trekken, secties verrichten, papier scheppen en zijde vervaardigen. Terug in Rusland wilde hij zijn onderdanen alles laten zien en laten leren wat hij in Holland gezien en geleerd had. Daartoe richtte hij de Kunstkamer in, het eerste museum ter wereld dat speciaal als openbaar museum is ontworpen [3].”

Tijdens zijn eerste bezoek liet Peter zich overal rondleiden en bezocht hij een groot aantal rariteitenkabinetten. Het was de tijd van het encyclopedisch verzamelen. Hij bezocht onder andere Nicolaas Witsen, burgemeester van Amsterdam, die Rusland goed uit eigen ervaring kende. Al op 25-jarige leeftijd maakte hij met een gezantschap een reis naar Moskou en hij schreef ook een serieuze studie over de Russen, die echter nooit in druk is verschenen. Niet alleen was Witsen een belangrijk Ruslandkenner, hij had een brede belangstelling en had een “aansienlijk cabinet van allerhande seltsaamheden door hem versamelt”. En hij was niet de enige. Peter bezocht ook Nicolaas Chevalier (1661-1720) die toen in Amsterdam woonde. Later verhuisde hij naar Utrecht, maar keerde in 1717 toch weer naar Amsterdam terug. Hij was boekhandelaar en uitgever van een tijdschrift, verkoper van genotsmiddelen (koffie, chocola, thee) en hij vervaardigde penningen en was handelaar in oudheden en rariteiten. Chevaliers muntenverzameling werd ook bezocht door Joanna Koerten en haar man Adriaan. Zij schreven in zijn bezoekersboek en Joanna maakte voor de pagina drie kleine knipsels.

De Russische vorst deed ook de verzameling van Joanna Koerten aan. Gezien zijn interesses is het maar de vraag of hij wel zo in haar papierkunst was geïnteresseerd, maar hij tekende wel in haar gastenboek. Voor Koerten was Peters bezoek ongetwijfeld wel erg belangrijk. Zij en haar man ontvingen vele bekende bezoekers. Dit leidde niet alleen tot bijdragen in het handtekeningenboek, ook maakte Joanna van diverse belangrijke figuren geknipte portretten en dat leidde vervolgens weer tot lofdichten op dit werk en de bezoeker. In na haar dood verschenen levens- beschrijvingen wordt dit vol trots vermeld. Zo schreef Houbraken in het derde deel van zijn ‘Groote Schouburgh” dat in 1721 uitkwam:
Dit doen maakte zoo veel gerugt, dat alle vreemdelingen belust op ‘t zien van konstighe werken, tot Amsterdam komende, haar snywerk met verwondering beschouden en prezen. Overzulks hebben vele Potentaten, Vorsten en groote Heeren, ja zelfs de Czaar Peter Alexewits haar werk komen zien, en hunne handtekeningen tot haar eere in haar Stamboek gezet”.

Houbraken gaf ook aan waarom Adriaan Blok hun beider verzameling na de dood van zijn vrouw deed uitgroeien tot een rijk gevuld Stamboek:

De Heer Blok, by wien haar gedagtenenis in groote waarde blyft, laat haar Konstroem niet verwaarloozen: maar in tegendeel de namen, en zinspreuken door Waereldvorsten (ter gedagtenis dat zy haar berugte Schaarkonst gezien hebben) met eigen hand op papier gestelt, neffens de vaerzen der Puikdichters by een verzamelt in een stamboek pryken, en doet hunne beeltenissen door een konstige hand teekenen, om die tegens over de geschriften te plaatsen. Ook laat hy van de beste konstschilders teekeningen maken, zinspelende op gemelde zinspreuken; ‘t geen hem in zyne ledige uuren tot verlustiging strekt, om haar kennisse van Godsdienst en het pleegen van deugden, daar zy boven al haar konsten in uitstak”.

De handtekening van de Russische vorst is nog te achterhalen tot 1766. Hij wordt niet vermeld in de Testas catalogus (1750), toen moet hij ondergebracht zijn in Omslag Letter D. waarin zich allerlei zaken bevonden. Maar hij wordt wel expliciet genoemd in de veilingcatalogus van de verzameling van Michiel Oudaan in Rotterdam, waar hij zich bevond in Konstboek HH: “In dit Boek leggen Handteekeningen, van zeer voorname Mannen, als onder anderen, dat van Peter de Eerste Keizer van Rusland. Benevens een meenigte konstige geschreven Lofdichten, van de beroemdste Poëten, of Juffrouw Koerten Blok”. In het eerste Konstboek (GG) op dezelfde veiling bevond zich “het Origineele Pourtrait van Peter de Eerste Keizer van Rusland, benevens deszelfs Gemalinne, na het leven geschilder, in olyverw, door A. Boone” Dit was een van de twee tekeningen/schilderijen op papier met een portret van Peter de Grote die hebben behoord tot het Stamboek van Koerten waarvan de inhoud te vinden is in de Testascatalogus. In die catalogus is het portret door Boone geschilderd nummer 17 van pagina 12 (“Het Portrait van Petrus de eerste, zeer uitvoerig op Papier, met Olyverfgeschildert, door A. Boonen “) en een portret van de Czaar door Jan Goeree nummer 67 van pagina 20 (“Het Portrait van Keyzer Petrus de eerste, met een Ornernent, door J. Goeree en een ander”). De verblijfplaats van de Goeree tekening is (nog) niet bekend, het olieverfschilderij van Boone is geveild bij Sotheby’s in 1977 en dus uit afbeelding bekend.

Voor het al genoemde handtekeningenboek maakte Jan Goeree een prachtige en zeer informatieve omslagtekening. Hoewel deze tekening al werd vermeld in enige handboeken is hij pas in 1997 uitvoerig beschreven door Te Rijdt [4]. Dit was mogelijk omdat de collectie van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (ondergebracht in het Rijksprentenkabinet) over twee gecalligrafeerde twee beschrijvingen beschikt, waarvan de tekst is geschreven door David van Hoogstraten (1658-1724) (wiens portret Koerten ook heeft geknipt) en het schone schrijfwerk werd verricht door L. van Santen. De ene versie is gesigneerd door Van Hoogstraten en Van Santen, de tweede versie is niet gesigneerd. Aan de hand van deze bewaarde beschrijving belicht Te Rijdt uitvoerig de allegorische inhoud van de tekening, waarvan onder het portret van Koerten, voorafgegaan door de Faam die de lof over de schaarkunstenares voortbazuint, de meest belangrijke figuren zijn: Minerva, als beschermster van de Kwisten die net de tekst van het titelblad van Koertens handtekeningenboek heeft geschreven, Apollo (als god van de Dichtkunst) en Pictura (godin van de Teken- en Schilderkunst). Over de voorstelling rechts op de achtergrond schrijft Te Rijdt:

Rechts op de achtergrond tenslotte ziet men een scène die aangeeft waarvoor het bezoekersboek eigenlijk bedoeld was: een exotisch geklede heer betreedt met zijn gevolg een zaal, geleid door de Nieuwsgierigheid die herkenbaar is aan de oren op haar kleed omdat zij opvangt wat door andere verteld is. Over de identiteit van de vorst die Koertens papieren schaarjuwelen komt bewonderen, doet het gedicht geen uitspraak. Het ligt uiteraard voor de hand aan de boomlange tsaar Peter de Grote te denken. Hij verbleef immers in 1697 ruim acht maanden “incognito” in Amsterdam en bezocht in de vermomming van een Rus van lagere adel diverse kunst- en rariteitencollecties, waaronder die van Joanna Koerten”.

Nu was Koertens verzameling bepaald geen rariteitenkabinet (tenzij men knipkunst daarvoor aanziet), maar de bezoeker is natuurlijk de Russische vorst. Een lange man gekleed in een fraaie mantel met bontmuts. En deze, geïdealiseerde afbeelding, komt goed overeen met de afbeelding van Peter bij zijn bezoek aan de collectie van Jacob de Wilde (1645-1721). Hij had van zijn huis een echt museum gemaakt waar hij meer dan 700 bezoekers heeft ontvangen. Zijn dochter Maria de Wilde maakte de prent waarop we links aan tafel gezeten Peter de Grote zien, gekleed in lange mantel mét bontmuts. Na het bezoek van de Russische czaar heeft Joanna zijn portret geknipt en toegevoegd aan een reeks van vergelijkbare portretten die waren voor zien van een gedicht in Latijn van Petrus Plancius. Dit gedicht en twee Nederlandse versies zijn opgenomen in beide Lofdichten uitgaven.

Maria de Wilde, Bezoek Peter de Grote aan Jacob de Wilde (gravure), Rijksmuseum

Het knipsel van Peter de Grote is op de bekende Koertenmanier geknipt en gesneden: met kleine knipjes, sneedjes en arceringen. Het borststuk zal ongetwijfeld zijn ontleend aan een voorbeeld in prent. Het gedicht van Plancius luidt:

“Tzar& Magnus Dux Moscoviae
Ceasaris effigiem PETRI, Cui Moschus, & omnis
Immenso paret gurgite Volga, vides.
Haud illum melius, quam forfex ista valerent
Fingere Lysippus, pingere Protegenes.”

Dit portret, de afbeelding op de titeltekening van het handtekeningenboek en de vele vermeldingen van Peter de Grote in diverse lofdichten en latere levensbeschrijvingen maken wel duidelijk dat het bezoek van de Russische vorst in 1697 voor Koerten en echtgenoot Adriaan een zeer belangrijke gebeurtenis is geweest.

Noten

  1. Henk van Ark, “Doopsgezinden en Knipkunst”, Welkom in Papyria, 2 (voorjaar 2011), 23-38.
  2. G. J. Hoogerwerff, “De Reizen van Cosimo de’Medici, Prins van Toscane door de Nederlanden (1667-1669)”, Journalen en Documenten, Amsterdam 1919, XXXV, p. 78-80; 218.
  3. Jozien Driessen, Peter de Grote en zijn Amsterdamse vrienden, Utrecht/Antwerpen 1996, 8.
  4. R. J. A. te Rijdt, “Jan Goeree, het Stamboek van Joanna Koerten en de datering ervan”, Delineavit et Sculpsit, 17 (maart 1997), p. 48-51.

Afbeeldingen

  1. Lofdichten 1735.
  2. Lofdichten 1736.
  3. Veilingcatalogus 1766.
  4. idem
  5. Jan Goeree, Titelblad voor het handtekeningenboek van Joanna Koerten.
  6. idem, detail met bezoek Peter de Grote.
  7. Maria de Wilde, Bezoek Peter de Grote aan Jacob de Wilde (gravure).
  8. Knipselportret van Peter de Grote door Koerten (collectie De Flines).