Silhoutteer”machines”, Nieuwsbrief 1995-1

In onze verzameling bevindt zich sinds de aankoopaktie van 1988 het boekje “Der Silhuetteur”, uitgegeven in Kassel in 1853. De schrijver van het werkje is E.W. Rübling die lithograaf, silhouetteur, daguerreotypist, schilder en tekenaar moet zijn geweest. Het is een typisch midden 19de eeuwse uitgave. Met de opkomst van de fotografie rond 1840 nam de belangstelling voor het maken van onder andere profielportretten geleidelijk aan af. Toch zullen er nog lange tijd vaklieden zijn geweest die op allerlei manieren (profiel)portretten zijn blijven maken, Rübling was daar een van. Zijn boekje beschrijft een apparaat dat geschikt was als hulpmiddel bij het vervaardigen van silhouetten: de camera obscura.

Met behulp van deze camera en speciaal bewerkt papier konden portretten gemakkelijk in het klein worden afgetekend, een verkleiningsapparaat hoefde niet te worden gebruikt. Dat niet iedere silhouettist met het apparaat goed uit de voeten kon blijkt wel uit het verhaal van Johannes Hoek, elders in dit nummer. Hij werkte eerst met een camera maar besloot later over te gaan op het vrij uit de hand knippen van silhouetten uit wit papier. “Der Silhuetteur” van Rübling staat aan het einde van een lange rij apparaten die vanaf het einde van de 18de eeuw zijn ontwikkeld om het (machinaal) vervaardigen van silhouetten mogelijk te maken. Aan het begin staat de silhouetteerstoel, toegeschreven aan Lavater maar al eerder in een publicatie vermeld, waarmee een profiel op ware grootte kon worden afgetekend.

Zo’n profiel kon met een pantograaf of tekenaap worden verkleind en verder worden ingetekend, ingekleurd of uitgeknipt. Vooral in Engeland is veel geëxperimenteerd met deze en nog veel ingewikkelder apparaten, zoals de ‘Limomachia” van Raphaël Pinion

of de profielmachine van C. Schmalcalder.

Beschrijvingen van vele van die apparaten zijn te vinden in “Silhouettes, A History and Dictionary of Artists” van E. Neville-Jackson (1938,1981) en “British Silhouette Artists and their work 1760-1860” van S. McKechnie (1978). Ook Nederland werd door kunstenaars voor zien van profielapparaten bezocht. Zo meldt de Rotterdamsche Courant van 7 juni 1814: “. . . De Kunstteekenaar Stubbs heeft de Eer het Rotterdamsch Publyk kennis te geven, dat hij uit Engeland gearriveerd is met een nieuwe geïnventeerde Silhouetteermachine, allergeschikts om de Gelykenis in Profiel op de naauwkeurigste wijze te treffen, zelfs in het kleinst Formaat, om in Ringen geplaatst te worden. Een groot aantal Proeven en Voorbeelden zijn daarvan voorhanden, en ter bezichtiging in deszelfs apartementen ten huize van den heer Michel, bij de Beurs, alwaar hij daaglijks van 10 uren ‘s morgens tot 5 uren ‘s avonds te spreken is. De wijze, waarop deze Machine is samengesteld en werkt, stelt den voormelden Teekenaar in staat, om de Profiels op eene zoo naauwkeurige en elegante wijze te vervaardigen, als te voren hier te Lande nooit bekend geweest, en daarbij tevens voor zoo matige prijzen, dat hij niet twijfelt of een en ander zal zijnen kunstarbeid recommanderen. Yder Profiel kost van drie tot vijf Guldens en tien stuivers. De tijd die men behoeft te zitten, is niet meer dan eene minuut…”.

Deze advertentie geeft erg goed weer hoe het silhouetteren werd gepropageerd. De profielmachine was immer nieuw geïnventeerd en wat hij kon was nog nooit vertoond. Men behoefde slechts korte tijd te poseren en het uiteindelijke resultaat, het profielportret, was altijd schappelijk in prijs.

Door Henk van Ark.
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief 1995-1 van Stichting W. Tj. Lever.