Schaarse gegevens over J.E., Knip-Pers 2011-1

Tijdens de Papier Tentoonstelling afgelopen zomer in Veenendaal, werd er gedemonstreerd door knipsters, o.a. door onze voorzitter Marjan Draaisma.
Aan haar tafeltje meldde zich een mevrouw met twee boekjes met geknipte illustraties en ze vertelde dat haar moeder gediend had bij de maakster, mejuffrouw J. Enderlein.
Dat deed bij ons een belletje rinkelen, want wij hebben een boekje van J.E. in onze kast met afbeeldingen van knipsels. Even kijken wat we ook weer over die knipster geschreven hadden in ons boek Geknipt! Helemaal niets, vergeten. Maar er was geen twijfel: ons boekje en de twee van mevrouw De Beus waren van dezelfde hand. Wie was die J.E.?

Reden genoeg om speurwerk te doen, waardoor we nu dieper op deze knipster in kunnen gaan. Wij hebben Ria de Beus bezocht en we mochten de boekjes behouden. Zij had van haar moeder Bep de Jong behalve de boekjes nog een paar herinneringen en foto’s van de twee oude, ongetrouwde gezusters Enderlein, die woonden in de villa Huize ter Beek te Heelsum. Bep heeft voor ze gezorgd van 1928 tot 1944. Dochter Ria heeft haar best gedaan om nog andere verhalen op te diepen bij oudere familieleden. We kregen plezier in al het gezoek! En we hopen dat u zich dat kunt voorstellen, als u het resultaat leest.

afb 1. De woonwagen, 8 x 20 cm

Juffrouw Fien of Phine (Josephine, geboren 1853) en juffrouw Wies (Louise, geboren 1858) waren in goeden doen, als dochters van de hoge officier Hendrik Jan Enderlein en jonkvrouwe Maria Albertine Clifford Cocq van Breugel. Vader was kolonel van de genie en cartograaf, commandant van de Hollandse Waterlinie bezuiden de Lek. In 1875 werd hij opeens benoemd tot minister van oorlog in het tweede kabinet Heemskerk. Maar hij bleek ongeschikt voor het politieke leven en toen zijn voorstel over verbetering van vestingen het in de Kamer net niet haalde, trad hij af. Hij werd gepensioneerd als generaal-majoor en stierf in 1898, waardoor zijn dochters hun leven lang konden rentenieren. In het ouderlijk huis te Den Haag kwam zo nu en dan hun neef, de dichter Jacques Perk logeren.
afb 1.

Volgens de gedienstige Bep had Juffrouw Fien de knipseltjes en rijmpjes gemaakt. De J. staat dus voor Josephine of voluit: Jeanne Josephine Louise. Het verhaal van Maar uit ’n Woonwagen
(afbeelding 1) gaat over een arm, braaf jongetje dat overal goed doet en uiteindelijk door een automobiel wordt doodgereden. ’t Is een typisch voorbeeld van een in die tijd geliefd genre: een
rijke dame die schrijft over een arm milieu, uit liefdadige overweging. De uitgave door L.A. Dickhoff in Den Haag was ‘ten voordeele van het Nationaal Steuncomité’. Het waren de Belgische vluchtelingen in ons land die tijdens de (eerste) wereldoorlog steun nodig hadden; daardoor is het omstreeks 1915 te dateren.
Voorin staat een rijmpje, waarin de volgende regels:
…/ Al de prentjes erbij, zij zijn dan ook maar/
Eenvoudige knipseltjes van een schaar/ …

In diezelfde periode schreef J. Enderlein haar herinneringen op over een zwerftocht door Midden-Italië, ongetwijfeld samen met haar zus Wies, voordat de oorlog was uitgebroken.
Het artikel staat in het tijdschrift Eigen Haard uit 1915 en is geïllustreerd met knipsels van Italiaanse landschappen en figuren. ’t Is een mooie sfeertekening van een bezoek aan Orvieto en de Goede Vrijdag processie (afbeelding 2), die ze als protestantse toeschouwer met veel eerbied omschreef.

afb 2. ’Mater Dolorosa’ uit de processie, 6 x 6 cm

In de twee eerdere boekjes gebruikte de maakster alleen haar initialen, geschreven als J.E.
Het ene heeft als titel Buiten bij Kaatje! een Vertelseltje met Versjes en Knipsels (afbeelding 3).

afb 3. Boerin met juk (Buiten bij Kaatje), 7 x 6 cm

Het verhaaltje gaat over een gezin uit de stad met zeven kinderen, die bij hun kindermeid op bezoek gaan, die buiten woonde. De eenvoudig geknipte illustraties zijn afgedrukt in wit, tegen gekleurde achtergrond. Zij droeg het boekje op aan haar nichtje Mia (Maria Adriana de Monchy). Het is bijzonder vormgegeven, en uitgegeven door Scheltema & Holkema’s Boekhandel in Amsterdam, in oblong formaat (dus breder dan hoog).
Het beginversje gaat zo:
Van fijne velletjes, wit papier,
Eerst netjes gevouwen, in twee of in vier,
Knipte een kleine, scherpe schaar
Dit vertelseltje bij elkaar.
Krijgt gij nu ook in ’t knippen zin,
maak dan maar spoedig een begin
En let goed op, dan knipt gij niet mis,
Dat alles precies symmetrisch is.
Vouw altijd maar dubbel, dan zijt ge gauw klaar,
Het is heel gemak’lijk! –Probeer het maar!

Dit was waarschijnlijk het eerste boekje van J.E., verschenen in of voor 1912. Het andere boekje werd ook uitgegeven door Scheltema’s & Holkema’s Boekhandel, ook zonder jaartal maar vermoedelijk in 1913: Van twee Visschertjes, een vertelling voor Klein en Groot met rijmpjes en knipsels. Het is opgedragen aan een ander nichtje (Louise Henriette Sloth Blaauboer). “Aan de kleine Louise ver over de groote zee”.
Ook dat is een bijzonder vormgegeven, oblong prentenboek, met illustraties gemaakt ‘volgens de aloude knipkunst’. Ze staan als ‘witjes’ afgebeeld tegen een achtergrond met één of twee vlakken kleur in verschillende tinten. Net als in het vorige boekje spoorde J.E. haar lezertjes aan om zelf te gaan knippen:

En krijg je soms in ’t knippen zin,
Maak dan maar spoedig een begin;
Neem een dun wit papiertje in de linkerhand,
in de rechter een schaartje en een beetje verstand.

Vouw dikwijls maar dubbel, dan ben je gauw klaar; Het is heel gemak’lijk! –probeer het maar!

Zowel wat betreft inhoud als de kunstzinnigheid van de knipsels spant dit boekje de kroon. J.E. moet goed op de hoogte geweest zijn van de Scheveningse gebruiken, streekdracht en dialect. Zij schreef haar Italiëverhaal in verhaal in Scheveningen, mei 1915. De J. Enderlein moet dus Josephine zijn geweest. In de familie gaat een verhaal over een ongelukkige liefde van Fien voor de Haagse Mr. A. Farncombe Sanders. Inderdaad vonden we dat zus Louise Enderlein in 1915 in Scheveningen woonde en waarschijnlijk woonde Josefien bij haar in.
In ieder geval zijn de zussen kort daarna samen naar Renkum/Oosterbeek verhuisd, en in 1919 naar Doorwerth. Voor zover we kunnen nagaan is het bij de drie boekjes en het reisverhaal gebleven.

Josephine heeft heel goed laten zien hoe je, zonder een groot knipkunstenaar te zijn, op een heel sprekende manier een verhaal kunt verlevendigen met eenvoudige knipseltjes. Er is nog wel een lastig punt in de puzzel. J.E. staat namelijk in de bibliotheekwereld omschreven als Jacqueline Enderlein. En dan zou de overlevering dat Josephine de auteur en knipster, is niet kloppen. Gelukkig kwamen we op het spoor van een achter-achterkleinzoon van een derde zuster (Miep, Maria Adriana Enderlein); hij hielp ons uit de droom. Hij had veel familiegegevens verzameld en daaruit bleek o.a. dat de doopnamen van Wies waren: Louise Jacqueline. Dat brengt ons bij de veronderstelling: zouden Wies en Fien hebben samengewerkt, bv. Wies de rijmpjes en Fien de knipsels?

Toch niet, want de ‘Herinnering aan Italiëverhaal in met knipseltjes’ begint met “Van Mei en zonneschijn, van kinderjaren vol stralend geluk, had ik willen schrijven en knipsels had ik willen maken van bloesems en gouden regen!” En in de familie herinnert men zich niet dat Wies aan de boekjes heeft meegewerkt. Het blijft dus bij Josephine Enderlein, knipster èn schrijfster van de drie kinderboekjes. Over Phine en Wies als oude dames is nog een tweede getuige: de dochter van een hotel-restauranthouder in Heelsum die onlangs haar jeugdherinneringen vertelde in een paar artikelen over Heelsumse hotels in een Veluws streekblaadje. Paulien Reijmers kan zich de dames nog goed voor de geest halen, wonend in de grote villa Huis ter Beek, naast het hotel Schoonoord van haar ouders.
De zussen waren geliefd in Heelsum. Ze hielpen vaak mensen die het arm hadden. Ook stelden ze de zaal van hun huis ter beschikking voor allerlei culturele activiteiten (‘het befaamde zaaltje’). Phine zou nog een verhaal over Oud-Arnhem hebben geschreven, maar zonder knipsels. Toen Wies in 1939 overleed werd Huis ter Beek bij het hotel getrokken en juffrouw Phine bleef als vaste gast bij de familie Reijmers wonen. Het verhaal op rijm gaat over twee Scheveningse visserskinderen vanaf hun geboorte tot ze volwassen zijn. Het bevat veel informatie over Scheveningen, het vissersleven (afbeelding 4); een zeemanslied; afbeeldingen van schelpen, zeedieren en – planten; badgasten en een loflied op de koningin met haar dochtertje.

afb 4. Drie Scheveningse vissersvrouwen 7 x 10 cm

Tijdens de slag om Arnhem kon juffrouw Phine niet de kelder in. Ze was doof en hulpbehoevend. Ze bleef zitten in een leunstoel in de hoek van de kamer. Als dan het huis schudde op zijn grondvesten door het granaatvuur, vroeg ze heel verbaasd: “Schieten ze?” Ze werd geëvacueerd naar De Klomp bij Veenendaal en na de bevrijding werd ze opgehaald door haar nichtje Mia in Rotterdam en in een rusthuis geplaatst. Ze overleed daar op 13 augustus 1949, 96 jaar oud en werd in Doorwerth begraven. Bep, de gedienstige, was daarbij. Een sieraad, een paar mooie schalen, de kleedkist van vader, de officier en haar herinneringen aan de twee deftige dames was wat haar restte. Die herinneringen en de familieverhalen hebben we met onze eigen zoektocht samengevoegd tot een klein monumentje voor een knipster die rond haar zestigste haar werk openbaar durfde te maken. Honderd jaar geleden!

afb 5. Josephine Enderlein

Joke en Jan Peter Verhave

Met dank aan Ria de Beus en Bert Blaisse