Boekherinneringen, Knip-Pers 2008-3

Marten Harpertsz., geschreven door E.J. Potgieter. Uitg. Wereldbibliotheek-Vereeniging. Amsterdam, 1942. De silhouetten zijn gereproduceerd naar originele knipsels van H.D. Voss, die eveneens de band ontwierp.

afb. 1, H.D. Voss, omslag van het boek, 16,7 x 25 cm

 

Dit kleine boekje vertelt in woord en beeld over de belevenissen die Marten Harpertsz. Tromp (1598-1653) meemaakte toen hij elf jaar oud was. Hij was één van de beroemdste zeehelden uit de Gouden Eeuw en had als bijnaam ‘Bestevaer’. De schrijver E.J. Potgieter (1808-1875) was in zijn tijd een bekende auteur die grote bewondering koesterde voor de gouden eeuw. Hij was een gezaghebbend literatuurcriticus, de drijvende kracht achter het culturele tijdschrift ‘De Gids’. Men vond in zijn tijd al dat zijn boeken taai waren en nu, anderhalve eeuw later, is het nog veel moeilijker om goed te begrijpen wat er staat.

Hans Detlev Voss (1907-1977) was graveur van beroep en is een bekende knipper die veel boeken geïllustreerd heeft. Hij was afkomstig uit Duitsland en woonde in 1940 in Rotterdam. Bij het bombardement is helaas een deel van zijn werk verloren gegaan. Na de oorlog is hij naar Canada geëmigreerd.

afb. 2, H.D. Voss, De bemanning op het Prinsenschip ontdekt de kaper, 11,5 x 8,5 cm

Het is het jaar 1609. Op de onmetelijke zee voor de Afrikaanse kust bij Guinee vaart een schip, een zeilschip. Hoog aan de mast wappert fier de prinsenvlag.  De bevelhebber is Harbart Martssen. Deze reis heeft hij voor het eerst zijn zoon Marten Harpertsz meegenomen. Heel in de verte verschijnt een ander schip, zonder vlag. Het is de Fairest, een kaper, een roofschip. De kapitein is Frances Vemey. De kajuit is met oosterse pracht ingericht met Venetiaanse spiegels, op de vloer ligt een schitterend tapijt met rozen. Dit is het verblijf van lsabeau, de geliefde van Verney, hij heeft haar uit een klooster geschaakt. Dan ontdekt men op het Prinsenschip de kaper. Er wordt gebeden, men zingt het Wilhelmus en vuurt het eerste schot af.

 

afb. 3,H.D. Voss, Isabeau smeekt de priester om voor haar te bidden tijdens de storm, 11,5 x 8,5 cm

Ook op de Fairest maakt men zich gereed voor de strijd. Isabeau wil meevechten. Daarom vraagt ze eerst een zegen aan een priester die onder in het schip gevangen zit. Maar deze weigert. Hij wil geen zegen geven voor roof en moord en ook geen zegen geven aan een uitgetreden non. Het roofschip hijst een bloedrode vlag, als teken van de aanval. Er volgt een vreselijk gevecht waarbij vele Hollanders sneuvelen. Het Prinsenschip wordt geënterd en Verney komt aan boord, samen met Isabeau die als krijger verkleed is. Meteen wordt Harbart Martssen doodgeschoten. Uit woede en vertwijfeling werpt Marten een dolk naar Vemey, maar Isabeau vangt hem op en redt zo het leven van haar geliefde. Hierna wordt de overgebleven bemanning geketend en overgebracht naar het roofschip. Het Prinsenschip wordt leeggeroofd en in brand gestoken. Enige tijd later springt het uit elkaar en verdwijnt naar de bodem van de zee. Een paar weken later komt de Fairest in een vreselijke storm terecht en dreigt te vergaan. Als de priester Isabeau bij wil staan in deze nood, blijkt dat hij haar broer Joannes is. Gelukkig neemt de storm af, maar het schip heeft zoveel averij opgelopen, dat het in een dok in Algiers moet worden gerepareerd. Tijdens dit noodgedwongen verblijf worden Verney en Isabeau uitgenodigd op een Turkse galei die voor de kust ligt. Marten moet ook meekomen. Hoewel de gastheer er uit ziet als een Turk is hij dat niet, hij is de beruchte zeerover Simon de Danser. Hij maakt lsabeau het hof, hij wil alles wat hij heeft voor haar geven. Isabeau is daar woedend over maar Simon merkt dat niet eens want er komen juist drie Moorse danseressen met castagnetten binnen. Simon blijkt uit Dordrecht te komen en spot ermee dat hij op deze zondagmiddag naar zwierige danseressen ligt te kijken in plaats van in de kerk in Dordt te zitten dutten.

afb. 4, H.D. Voss, De Moorse danseressen, 11,5 x 8,5 cm

Intussen is Bisschop aan boord gekomen, een kleine bejaarde man, gekleed in het gewaad van een burger aan het eind van de zestiende eeuw. Hij is geneesheer van het paleis en de harem van de sultan. Hij heeft gehoord over Marten en wil hem graag ontmoeten om te zien of hij een goede arts zou kunnen worden om hem op te volgen bij de sultan. Maar hij ziet wel in dat Marten daar niet de geschikte persoon voor is. Als Marten hoort dat er Nederlands gesproken wordt, smeekt hij Simon de Danser om hem zijn vrijheid weer te geven. Die vraagt hem: “Wie ben jij?” “Ik ben de zoon van Harbart Martssen, die door deze zeerover vermoord is.” Hij wijst op Verney. Bisschop zegt: “Je moest blij zijn, nu hoef je zijn begrafenis niet te betalen.”

 

Simon de Danser vat sympathie op voor Marten, hij heeft zelf een zoon gehad van zijn leeftijd. Hij zegt: “Ik wil zien of je op hem lijkt?”

afb. 5, H.D. Voss, “Op u?”, 11,5 x 8,5 cm

 

Hij laat een vaatje buskruid komen en een pistool en zegt tegen Marten: “Laad!” “Op u?” “Waarachtig, je lijkt echt op mijn Hendrik. Op het vaatje kruid, jongen.” Zonder te aarzelen richt Marten op het vaatje bus kruid. Doodsbang deinst Bisschop terug. “Zeg jongen, zou je schieten als ik vuur roep?” vraagt Simon. “Waarom niet? We zullen samen de lucht in vliegen.” “Bravo! Leg het pistool maar neer. Jij wordt de erfgenaam van mijn hele vermogen.” Maar Marten antwoordt: “Ik wil geen erfgenaam zijn van uw vervloekte naam!

 

Een paar dagen later is de Faires eindelijk klaar. Vemey heeft alweer genoeg van Isabeau en heeft Bisschop veel geld aangeboden om hem in de harem te brengen om iemand anders te schaken. Onder het voorwendsel van een feest op het schip van Simon de Danser vertrekt hij, maar lsabeau heeft toch gemerkt dat hij niet meer van haar houdt. Een uur later wordt haar een ring gebracht van Verney met de vraag ook naar het schip van Simon de Danser te komen. Eigenlijk wil ze liever weigeren, maar ze gaat er toch samen met Marten in een roeiboot naar toe. Als ze op het schip komt is er helemaal geen feest maar alleen Simon de Danser die haar met een list heeft laten komen. Hij vertelt dat Verney haar heeft verlaten en dat hij, Simon, haar tot vrouw wil en zijn leven en alles wat hij heeft met haar wil delen. Hij vertelt ook dat Verney op dat moment een andere vrouw uit de harem van de sultan schaakt.

afb. 6,  H.D. Voss, Isabeau springt in zee, 11,5 x 8,5 cm

 

Voor iemand haar tegen kan houden rent Isabeau naar buiten en springt van het schip in zee. Meteen springt ook Marten naar beneden; hij redt Isabeau en trekt haar in de roeiboot. De volgende morgen heel vroeg zeilt de Fairest weg, met aan boord priester Joannes, Isabeau en Marten.

Veertien dagen later komt het schip in Venetië aan. Verney moet in Venetië uitzoeken of er gevaar dreigt voor de kapers in Algiers. Als hij klaar is met zijn verspiederwerk, worden Joannes, Isabeau en Marten vrijgelaten en in een gondel naar het veraf gelegen eiland Torcello gebracht.

 

afb. 7, H.D. Voss, Marten, Isabeau en Joannes varen door Venetië, 11,5 x 8,5 cm

Pas als het schip vertrokken is, mogen de drie gevangenen terugkeren naar Venetië en de thuisreis aanvaarden. In de kerk van Torcello zegt Joannes tegen Isabeau dat er bij God genade is en hij vraagt haar om schuld te bekennen.

Isabeau gebroken door het verraad van Verney, zakt in elkaar. Haar laatste woorden zijn: “Ik vergeef het hem, – God vergeve mij, – Joannes!”.

 

 

 

 

afb. 8, H.D. Voss, Marten komt veilig bij zijn moeder terug, 11,5 x 8,5 cm

En Marten Harpertsz? Zijn moeder wist al dat haar man gesneuveld was en had de moed verloren om haar zoon ooit nog levend terug te zien. Maar na veel avonturen en een lange thuisreis komt Marten veilig bij zijn moeder terug.

 

 

 

 

 

 

Jeannet Pasterkamp

Geraadpleegde literatuur:
Joke en Jan Peter Verhave: Geknipt! Zutphen 2008
Oosthoek Lexicon, Nederlandse en Vlaamse literatuur. UtrechtlAntwerpen, 1996.
Kleine Winkler Prins, Amsterdam/Brussel 1971.